Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Quiz Taaltalent 2 H3 en H4
Quizvragen H3: Het eten
1 / 32
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
32 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Quizvragen H3: Het eten
Slide 1 - Diapositive
'Ga je mee naar het zwembad?'
Wat is het beste antwoord?
A
Ja, lekker!
B
Nee, leuk!
C
Ja, gezellig! Hoe laat?
D
Oh, wat jammer!
Slide 2 - Quiz
'Vind je kaas lekker?'
Wat is het beste antwoord?
A
Ja, ik vind kaas niet lekker.
B
Ik zie wel.
C
Goed idee.
D
Ja, ik vind kaas erg lekker.
Slide 3 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Het rundvlees
B
De kip
C
De biefstuk
D
De worst
Slide 4 - Quiz
Welk woord past bij de foto?
A
De hete bliksem
B
De bezetting
C
De feestdag
D
Het stadhuis
Slide 5 - Quiz
Je moet de worst opwarmen.
Wat is de juiste imperatief?
A
Opwarm de worst.
B
Warm op de worst.
C
De worst warm op.
D
Warm de worst op.
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste volgorde?
1. Ik neem een glaasje rode wijn.
2. Heeft u een tafeltje vrij?
3. Mogen we de kaart?
4. Ik wil graag betalen.
A
2, 3, 1, 4
B
1, 2, 3, 4
C
4, 1, 3, 2
D
3, 1, 2, 4
Slide 7 - Quiz
Welk woord past hierbij?
betalen-rekening-
A
bord
B
fooi
C
boos
D
boon
Slide 8 - Quiz
Welk woord past hierbij?
soep-voorgerecht-
A
dessert
B
eetcafé
C
toetje
D
vooraf
Slide 9 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Ik wil graag betalen. Mag ik de ______?
A
fooi
B
bonnetje
C
kaart
D
rekening
Slide 10 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Deze oude kaas is lekker _______.
A
smaakt
B
hartig
C
keuze
D
verwarmen
Slide 11 - Quiz
Welke imperatief past in deze zin?
________ de spaghetti met kaas.
A
Zet
B
Verhit
C
Bestrooi
D
Doe
Slide 12 - Quiz
Welk woord past bij de afbeelding?
A
Warm
B
Pittig
C
Zoet
D
Zuur
Slide 13 - Quiz
Welk woord past NIET in de zin?
Is deze stoel _____?
A
druk
B
vrij
C
bezet
Slide 14 - Quiz
Welk woord past er NIET bij?
stamper-stamppot-
A
hete bliksem
B
boerenkool
C
hutspot
D
erwtensoep
Slide 15 - Quiz
Welk woord hoort er NIET bij?
restaurant-uit eten-
A
reserveren
B
menukaart
C
bestellen
D
roeren
Slide 16 - Quiz
Wat doet deze persoon?
A
serveren
B
reserveren
C
koken
D
trakteren
Slide 17 - Quiz
Quizvragen H4: Het werk
Slide 18 - Diapositive
Welk woord hoort NIET bij het woord kantoor?
A
vergaderen
B
de notulen
C
het huiswerk
D
de kantoortuin
Slide 19 - Quiz
Welk woord hoort NIET bij het woord ziekenhuis?
A
de aardrijkskunde
B
de patiënt
C
de verpleegkundige
D
het medicijn
Slide 20 - Quiz
Welk woord hoort NIET bij het woord school?
A
uitleggen
B
het vak
C
de omgeving
D
de toets
Slide 21 - Quiz
Hoe heet dit beroep?
A
de secretaresse
B
de serveerster
C
de kok
D
de monteur
Slide 22 - Quiz
Hoe heet dit beroep?
A
de tolk
B
de baas
C
de leerkracht
D
de lesgever
Slide 23 - Quiz
Welke zin past bij de foto?
A
Hij hangt te bellen.
B
Hij staat te bellen.
C
Hij zit te bellen.
D
Hij loopt te bellen.
Slide 24 - Quiz
Welke zin past bij de foto?
A
Zij hangt te lezen.
B
Zij staat te lezen.
C
Zij ligt te lezen.
D
Zij zit te lezen.
Slide 25 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Ik kan niet komen, want ik ben ziek.
B
Ik kan niet komen, want ik ziek zijn.
C
Ik kan niet komen, want ik ziek ben.
D
Want ik ziek ben, ik kan niet komen.
Slide 26 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Hij loopt naar school, omdat hij heeft geen fiets.
B
Hij loopt naar school, omdat hij geen fiets heeft.
C
Hij loopt naar school, omdat geen fiets heeft hij.
D
Hij loopt naar school, omdat geen fiets hij heeft.
Slide 27 - Quiz
Welke zin is NIET goed?
A
We zijn moe, want we hebben hard gewerkt.
B
We zijn moe, omdat we hard hebben gewerkt.
C
We zijn moe, omdat we hard gewerkt hebben.
D
We zijn moe, omdat we hebben hard gewerkt.
Slide 28 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Hij wast af het bord.
B
Hij afwassen het bord.
C
Hij afwast het bord.
D
Hij wast het bord af.
Slide 29 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
De kantoortuin
B
Rustig
C
Geluidsoverlast
D
Open ruimte
Slide 30 - Quiz
Welke instructie heb je niet gehoord?
Kookinstructies
A
Roer af en toe.
B
Kook de ingrediënten.
C
Giet daarna het water af.
D
Serveer het gerecht direct daarna.
Slide 31 - Quiz
En de winnaar is.......
Slide 32 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Quiz Taaltalent 2 H3
Juin 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Quiz Taaltalent 2 H4
Juin 2021
- Leçon avec
15 diapositives
Quiz Taaltalent 2 H6
Février 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Herhaling thema seizoenen: de herfst
Septembre 2023
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Quiz Taaltalent 2 H7
Octobre 2021
- Leçon avec
19 diapositives
Herhalingstoets Nederlands
Décembre 2020
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Quiz Taaltalent 2 Hoofdstuk 1
Mars 2021
- Leçon avec
14 diapositives
Bijna vakantie quiz
Juin 2022
- Leçon avec
37 diapositives