Rekonomie Hoofdstuk 3 (5)

Rekonomie

Hoofdstuk 3 (5)
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Rekonomie

Hoofdstuk 3 (5)

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Bespreken gemaakte opdrachten hoofdstuk 3; 3.13 en 3.14
  • Uitleg hoofdstuk 3.2 vuistregel nominaal en reëel
  • Aan de slag met opdrachten 3.15 t/m 3.17
  • Bespreken opdracht 3.15
  • Terugkomen op de leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

Rekonomie H3 Leerdoelen
 Je kunt het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.
 Je kent de vuistregel voor het berekenen van de verandering van het reële inkomen en kunt deze toepassen.
 Je kent de vuistregel voor het berekenen van de reële rente en kunt deze toepassen.

Slide 3 - Diapositive

Bespreken opdrachten
3.13 / 3.14

Slide 4 - Diapositive

Indexcijfers & koopkracht
  • Nominaal en reëel
  • nominaal inkomen: het inkomen dat iemand verdient. Bij nominaal kijk je alleen naar het bedrag in euro's en niet naar de ontwikkeling van het prijspeil.
  • reëel inkomen: als je bij het inkomen wel rekening houdt met de prijsveranderingen, dan kijk je naar de koopkracht van het inkomen; dat is het reële inkomen

Slide 5 - Diapositive

Verandering reëel inkomen
  • Verandering van het reële inkomen bereken je m.b.v. indexcijfers, maar de verandering is meestal heel klein => vuistregel

  • verandering reële inkomen = verandering nominaal inkomen -  prijsstijging

Slide 6 - Diapositive

Nominaal en reëel
  • Voorbeeld:
  • Je loon stijgt met 3%
  • De prijzen stijgen met 2%
  • Is je reëel inkomen gestegen of gedaald?

  • verandering reële inkomen = + 3% - 2% = + 1%

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

 Reële rente
  • De vuistregel voor de berekening van de het reële inkomen kun je ook gebruiken voor de berekening van de reële rente.
  • => vuistregel

  • reële rente = nominale rente - prijsstijging

  • voorbeeld: nominale rente  1,2% en prijsstijging van 2% =

  • reële rente = + 1,2% - 2%  = - 0,8%

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag met
Opdracht 3.15 t/m 3.17
Als je dit af hebt voordat we de opdrachten gaan bespreken, ga je opdracht 3.18 maken van de zelftest (blz. 20). 



timer
12:00

Slide 10 - Diapositive

Bespreken
Opdracht 3.15 

Slide 11 - Diapositive

Rekonomie H3 Leerdoelen
 Je kunt het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.
 Je kent de vuistregel voor het berekenen van de verandering van het reële inkomen en kunt deze toepassen.
 Je kent de vuistregel voor het berekenen van de reële rente en kunt deze toepassen.

Slide 12 - Diapositive