BS 5: geleedpotigen en gewervelden en BS 6 determineren

Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 1 - Quiz

Vis
Vogel
Zoogdier
Reptiel
Amfibie
Sleep de juiste huid naar het juiste dier.

Slide 2 - Question de remorquage

Koudbloedig: De lichaamstemperatuur is gelijk aan de temperatuur van de omgeving
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 3 - Quiz


Wie zijn warmbloedig?
A
amfibieën en reptielen
B
vissen en amfibieën
C
reptielen en amfibieën
D
geen van de genoemde antwoorden bij A,B,C

Slide 4 - Quiz



Pinquïns
A
Huid: veren Ademhaling: longen
B
Voortplanting: ei kalkschaal Ademhaling: door de huid
C
Voortplanting : ei kalkschaal Koudbloedig
D
Huid: veren Koudbloedig

Slide 5 - Quiz

Ademen door de huid
Welke groep kan dat?
A
Vissen
B
Amfibieën
C
Reptielen
D
Zoogdieren

Slide 6 - Quiz

Gewervelden hebben een...
A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 7 - Quiz

Gewervelden zijn....
A
tweezijdig symmetrisch
B
veelzijdig symmetrisch
C
niet-symmetrisch

Slide 8 - Quiz

Geleedpotigen zijn....
A
tweezijdig symmetrisch
B
veelzijdig symmetrisch
C
niet-symmetrisch

Slide 9 - Quiz

Geleedpotigen hebben een...
A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 10 - Quiz

Als jongen van gewervelde dieren niet uit eieren komen maar uit de moeder, noem je deze dieren
A
zogen
B
levendbarend
C
bevalling met eieren zonder schaal
D
die planten zich niet voort

Slide 11 - Quiz

Naar welk kenmerk kijk je niet bij het determineren van een organisme?
A
cel kenmerken
B
gemeenschappelijke voorouders
C
uiterlijke kenmerken
D
wijze van voortplanten

Slide 12 - Quiz

Bij welk antwoord passen deze
kenmerken het best?
grote vacuole, celwand, geen bladgroenkorrel
A
plant
B
schimmel
C
dier
D
bacterie

Slide 13 - Quiz

Wat is determineren?


A
Het ordenen van soorten met behulp van afbeeldingen.
B
Het op naam brengen van soorten met behulp van afbeeldingen.
C
Het op naam brengen van soorten met behulp van kenmerken.
D
Het ordenen van soorten met behulp van kenmerken

Slide 14 - Quiz

Wat is volgens de gegevens van de determineertabel een verschil tussen een raaf en een kraai.
A
De kleur van de oogring
B
De grootte van het lichaam.
C
De kaalheid van de huid bij de snavel.

Slide 15 - Quiz

Wat is de naam van de klaproos. Gebruik de determinatietabel
A
Bleke klaproos
B
Ruige klaproos
C
Grote klaproos
D
Atlas klaproos

Slide 16 - Quiz

Bij welk antwoord passen deze
kenmerken het best?
Celkern, bladgroenkorrel, eencellig
A
plant
B
sporenplant
C
eukaryoot
D
alg

Slide 17 - Quiz

Bij welk antwoord passen deze
kenmerken het best?
grote vacuole, celwand, geen bladgroenkorrel
A
plant
B
schimmel
C
dier
D
bacterie

Slide 18 - Quiz

Determineer dit dier.

Schrijf de stappen en de naam
van het dier op

Slide 19 - Question ouverte