Alfa 3 A1 TC 5.7

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

donderdag

17 november

2022

welkom

allemaal!

herhaling 5.6:

Je ziet een woord. 

Iemand van jullie schrijft het meervoud op het bord.

één doos-

drie .....

één druif

zes .....

éen blikje

twee .....

één voet

twee .....

één plank

drie .....

één kip

vijf .....

één man

vijf .....

één brief

vier .....

één minuut

dertig .....

één peer

vijf .....

één teen

tien .....

één muur

twee .....

één huis

twee .....

één vraag

zeven .....

5.7 Naar de dokter

We lezen de tekst

Wat betekenen de blauwe woorden?

opdrachten maken

opdr 45

opdr 46

opdr 47

Lezen

opdrachten

opdr 48 zeg na

opdr 49 waar ligt de klemtoon?

opdr 50

opdr 51 

boek: 5.8

Je zegt jij of je tegen:

- kinderen

- mensen die jong zijn

- mensen die je goed kent

Je zegt u tegen:

- mensen die oud zijn

- mensen die je een beetje kent, bijv de huisarts

- mensen die je niet kent

Als je je of jij tegen iemand zegt, 

dan gebruik je ook zijn voornaam

Als je u tegen iemand zegt,

dan zeg je ook meneer of mevrouw  met de achternaam

Wat zeg je tegen deze mensen?

5.9 Wat zijn uw klachten?

+ we maken opdracht 59

Opdrachten maken

We gaan maken: 5.9

opdr 61, 62,63, 

65, 66, 67 en 68

blz 196

Luisteren

Luisteroefening: Bij de huisarts

1. Waar heeft mevrouw Winter last van?
2. Hoe lang heeft ze die plek al?
3. welk medicijn krijgt ze?
4. hoe vaak per dag moet ze het medicijn gebruiken?
5. hoe lang moet ze het medicijn gebruiken?

Werken op de computers

Waar heb je last van?

Ik heb last van

 mijn

Waar heb je last van?

Ik heb pijn in 

mijn

Waar heb je last van?

Mijn ...

doet pijn

Wat zijn uw klachten?

Ik heb ...

Wat is het probleem?

Ik heb ...

waar heb je last van?

Ik heb ...

Wat zijn je klachten?

Ik heb ...

Wat is het probleem?

Ik heb ... 

waar heb je last van?

Ik heb ...

Wat is het probleem?

Ik heb ...

Waar heb je last van?

Ik heb ...

Wat is je klacht?

Ik heb ... 

Wat is het probleem?

Ik heb ...