Flexles 38 - spanning, stroomsterkte, weerstand en capaciteit

Flexles week 38
spanning, stroomsterkte 
en weerstand
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Flexles week 38
spanning, stroomsterkte 
en weerstand

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Na deze les kan ik de begrippen spanning, stroomsterkte, vermogen en weerstand aan een medeleerling uitleggen. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weerstand 
Weerstand: 




De weerstand bepaald wat de stroomsterkte is bij een bepaalde spanning. 





R=IU
R: Weerstand 
U: Spanning (V)
I: Stroomsterkte (A)

(Ω)

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stroomsterkte

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stroomsterkte
Elektrisch stroomsterkte : 


I=tQ
I: Stroomsterkte (A)
Q: Lading (C)
t: Tijd (s)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stroomsterkte
Elektrisch stroomsterkte : 


Lading van 1 elektron is
-1.60*10-19 C (BINAS)


I=tQ
I: Stroomsterkte (A)
Q: Lading (C)
t: Tijd (s)

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat klopt er niet aan de volgende vraag:
Stel er loopt 5 A door een kabel, hoeveel elektronen lopen er per seconde door de kabel?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel er loopt 5 A door een kabel, hoeveel elektronen passeren per seconde een punt in de stroomkring.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Spanning
Elektrisch spanning: 

De hoeveelheid elektrische energie die een lading afgeeft tussen twee punten.




U=QΔE
U: Spanning (V)
      : Het verschil in
        elektrische energie
        tussen twee punten (J)
Q: Lading (C)
ΔE

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een lampje brandt, omdat elke elektron een klein beetje energie eraan afgeeft. Stel ik wil het lampje harder laten branden, wat moet ik veranderen?
A
De spanning (U) groter maken.
B
De stroomsterkte (I) groter maken.
C
Beide groter maken.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vermogen
De hoeveelheid energie 
per seconde.




P=UI
P: Vermogen (J/s, W)
U: Spanning (V)
 I: Stroomsterkte (A)

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

I: hoeveelheid water per seconde stroomt
U: de waterdruk
R: verdunning in de leiding

I: aantal elektronen per seconde
U: energie die elektronen met zich mee dragen
R: weerstand die elektronen ondervinden

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan je 200.000 V aanraken?

Slide 14 - Diapositive

Demo van der graaffgenertator
  • Waarom ga ik op piepschuim staan? (Isolator)
    Wat voor effect heeft dat? (Haar omhoog)
  • Wat gebeurt er als ik de bol aanraak met ook mijn rechterhand (geen spanningverschil dus geen stroom).
  • Ontladen via een spijker.
  • Waarom ga ik niet dood? (stroomterkte laag)
  • Loslaten; waarom blijft mijn haar omhoog staan? (isolator)

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Na deze les kan ik de begrippen spanning, stroomsterkte, vermogen en weerstand aan een medeleerling uitleggen. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions