Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Zinsdelen 2bk2
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we vandaag doen?
Wat weten jullie nog van zinsdelen? Quiz!
Zelfstandig en klassikaal opdrachten maken over bouwplannen en zinsdelen
Opdrachten klassikaal bespreken
Klassikaal spelletje
Herhalen wat we vandaag geleerd hebben
Slide 2 - Diapositive
Lesdoel
Aan het eind van de les kun je met behulp van zinsdelen en bouwplannen correcte zinnen maken.
Slide 3 - Diapositive
Waarom leer je dit?
Zodat je snapt waar een zin uit opgebouwd is, hoe een zin in elkaar zit. Dat is handig voor wanneer je zelf zinnen maakt, in gesproken taal en schrijftaal.
Slide 4 - Diapositive
Wat is een zinsdeel?
A
Een stukje informatie in een zin
B
Het onderwerp van de zin
C
Bijvoorbeeld een hoofdletter of een punt
Slide 5 - Quiz
Een zin bestaat in ieder geval uit twee basisdelen. Wat zou een basisdeel kunnen zijn denk je?
A
Een hoofdletter en/of een punt
B
Het werkwoordelijk gezegde
C
Het lijdend voorwerp
D
Een deel dat onmisbaar is in de zin
Slide 6 - Quiz
Het basisdeel
Een zin bestaat uit...
Minstens twee basisdelen. Een basisdeel kun je niet missen in een zin!
Eén deel zegt wat er gebeurd (wwg): Piet tennist
Eén deel zegt wie/wat het doet (ow): Piet tennist
Slide 7 - Diapositive
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin
B
Het deel in de zin dat zegt wat er gebeurt
C
Alleen de persoonsvorm
D
Het lijdend voorwerp
Slide 8 - Quiz
Wat is een onderwerp?
A
De persoonsvorm
B
Een naam, bijvoorbeeld Mohammed
C
Het zinsdeel dat zegt wie/wat iets doet
D
Alle werkwoorden in de zin
Slide 9 - Quiz
Opdracht 2 op blz. 69
Wat?
Opdr. 2, blz. 69
Met wie?
Met jezelf
Hoe lang?
5 min.
Klaar?
Maak opdr. 4
Slide 10 - Diapositive
Opdracht 4 op blz. 70
Wat maken?
Vraag 1 van opdr. 4
Met wie?
Alleen
Hoe lang?
10 min.
Klaar?
Maak vraag 2, 3 en 4 van opdr. 4 met je buurmens, in 15 min.
Slide 11 - Diapositive
Klassikale opdracht
Gekke combinaties! Verzin een leuke zin met ten minste twee basisdelen.
Wie/wat doet het...
Wat gebeurt er...
Slide 12 - Diapositive
Afsluiting
Wat is een basisdeel?
Welke twee basisdelen zijn onmisbaar?
Uit hoeveel woorden bestaat een zinsdeel? Eén of meer? Of kan het allebei?