H2b - di 19 januari

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H2b - 19 janvier 2021

Bonjour et bienvenue <3!

Planning

1. Les devoirs

2. S'exercer sur verbuga

3. Lesson Up

4. travailler

Vul de regel aan:

Als een vrouwelijk zelfstandig naamwoord begint met een klinker of stomme h, gebruik je in het enkelvoud de ________ vorm van het bezittelijk voornaamwoord

1. Vrouwelijke vorm
2. Mannelijke vorm

Cherche l'instrus

Welke hoort niet in het rijtje thuis?

1. Mon
2. Ma
3. Mes
4. Tes

Cherche l'instrus

Welke hoort niet in het rijtje thuis?

1. Ma
2. Sa
3. Ses
4. Ta

De vertaling van onze huizen is:

______ maisons

1. Notre
2. Nos

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat in deze zin past. Let op de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

Lucie a raté … (haar) bus

1. son
2. sa
3. ses
4. votre

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat in deze zin past. Let op de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

(hun)… amis viennent demain

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat in deze zin past. Let op de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.


J’aime la danse , c’est (mijn) … passion

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat in deze zin past. Let op de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

(Jouw)… numéro est le 06 45 15 93 10

Het werkwoord pouvoir staat in het être huis

1. vrai
2. faux

Het voltooid deelwoord van pouvoir bij de passé composé (gekund) is:

Le bus ________ être en retard (pouvoir - présent)

1. peut
2. peux
3. pouvons
4. peuvent

Tu _____ ______ (pouvoir - passé composé)

Kim et Hester ________ gagner ! (pouvoir - présent)

Quiten et moi, nous _____ ______ le faire (pouvoir - passé composé)

Il est quelle heure?

1. Il est midi
2. Il est douze heure douze
3. Il est douze heures
4. Il est 12 uur

Il est quelle heure?

Travailler

Faire: eDition 2.7 écrire (exercice 24, 26)

Apprendre: apprendre 6 et 8 

Oefenen: Verbuga met pouvoir 

Pour le SO

Leren:

Apprendre 1 + 2 + 4 + 6 + 8 (NL/FR en FR/NL)

Apprendre 3: pouvoir (présent + passé composé)

Apprendre 5: bezittelijk voornaamwoord

BONUS: Apprendre 10

Exercices utiles

Exercices 3,4, 20, 24, 26: vocabulaire

Exercice 8: pouvoir

Exercice 9: klokkijken

Exercice 16: bez voornaamwoord