Zeg 't eens les 4

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ANT2+Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Luister
Wat heb je gehoord?

Slide 2 - Diapositive

Luister nog een keer en lees mee.
Onderstreep
moeilijke
woorden
Welke
woorden
ken je niet?

Slide 3 - Diapositive

We gaan samen de tekst lezen.

Slide 4 - Diapositive

Vragen
1. Welke kleur haar heeft de jongen?

2. Welke kleur ogen heeft de jongen?

3. Welke kleding draagt de jongen?

Slide 5 - Diapositive

Vragen
1. Welke kleur haar heeft het meisje?


2. Welke kleur ogen heeft het meisje?

3. Welke kleding draagt het meisje?

Slide 6 - Diapositive

Vragen
1. Welke kleur haar heeft de vrouw?
 

2. Welke kleur ogen heeft de vrouw?

3. Welke kleding draagt de vrouw?

Slide 7 - Diapositive

Vragen
1. Welke kleur haar heeft de man?
 

2. Welke kleur ogen heeft de man?

3. Welke kleding draagt de man?

Slide 8 - Diapositive


A
het haar
B
de snor
C
de baard

Slide 9 - Quiz


A
het haar
B
de snor
C
de baard

Slide 10 - Quiz

Welke kleur is het oog?
A
rood
B
geel
C
groen
D
blauw

Slide 11 - Quiz

Wat is de eerste (1e) dag van de week?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de vijfde (5e) dag van de week?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de zevende (7e) dag van de week?

Slide 14 - Question ouverte

Dagen van de week

Slide 15 - Carte mentale

In welke maanden is het lente?
A
januari, februari, maart
B
april, mei, juni
C
juli, augustus, september
D
oktober, november, december

Slide 16 - Quiz

In welke maanden is het winter?
A
januari, februari, maart
B
april, mei, juni
C
juli, augustus, september
D
oktober, november, december

Slide 17 - Quiz

In welke maanden is het herfst?
A
januari, februari, maart
B
april, mei, juni
C
juli, augustus, september
D
oktober, november, december

Slide 18 - Quiz

In welke maanden is het zomer?
A
januari, februari, maart
B
april, mei, juni
C
juli, augustus, september
D
oktober, november, december

Slide 19 - Quiz

Wat is het goede antwoord:
Wanneer zie je je vrienden?
A
In de stad
B
Op maandag
C
Ik ben 12 jaar
D
Op de fiets

Slide 20 - Quiz

Wat is het goede antwoord:
Wat doe je met je vrienden?
A
Aalsmeer
B
Met het vliegtuig
C
voetballen en gamen
D
de stoel en de tafel

Slide 21 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde:
dik - ...

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het tegenovergestelde:
donker - ...

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het tegenovergestelde:
lelijk - ...

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het tegenovergestelde:
kort - ...

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het tegenovergestelde:
groot - ...

Slide 26 - Question ouverte

Vul in:
Jullie ...
A
ken
B
kent
C
kennen
D
kenen

Slide 27 - Quiz

Vul in:
Ik ...
A
zie
B
ziet
C
zien
D
zin

Slide 28 - Quiz

Vul in:
zij ...
A
speel
B
speelt
C
spelen
D
spellen

Slide 29 - Quiz

Vul in:
wij
A
zie
B
ziet
C
zien
D
zit

Slide 30 - Quiz

Vul in:
jij ...
A
speel
B
spelt
C
speelt
D
spelen

Slide 31 - Quiz

Januari
Winter
Lente
Zomer
Herfst
Februari
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Augustus
September
Oktober
November
December

Slide 32 - Question de remorquage

- Luister
- Wat hoor je?
- Luister nog een keer
- Luister en klap mee
- Luister en lees mee
- Zeg na
- Luister en doe mee
Taalrap

Slide 33 - Diapositive