H2 - bezittelijk vnw

BONJOUR & 
BIENVENUE !
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

BONJOUR & 
BIENVENUE !

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel: 
- Aan het einde van de les ken ik het bezittelijk voornaamwoord
- Aan het einde van de les kan ik het bezittelijk voornaamwoord toepassen in een Franse zin

Uitleg 15 minuten; Quiz 10 minuten; Opdrachten 15 minuten

Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden van het
bezittelijk voornaam-
woord in het NL

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Vidéo

Wat valt je op in het filmpje?

Slide 5 - Carte mentale

In het Frans moet je eerst weten wat het zelfst.nw is:




le (mannelijk)
la (vrouwelijk)
les (meervoud)




Slide 6 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 7 - Diapositive

LET OP !!!
Het bezittelijk vnw past zich aan aan het zelfstandig nw.

DUS: mijn fiets = mon vélo 
           (je gebruikt mon omdat vélo mannelijk is!)
EN     : mijn auto = ma voiture
           (je gebruikt ma, omdat voiture vrouwelijk is!)
NU JIJ: mijn bloemen = ....

Slide 8 - Diapositive

VOORBEELD
mijn:          - mon père, ma mère, mes parents
jouw:         - ton père, ta mère, tes parents
zijn/haar: - son père, sa mère, ses parents
    LET OP !: -> De vader van Chantal; haar vader  -> SON père
                       -> De moeder van Emil; zijn moeder  -> SA mère
onze:        - notre père, notre mère, nos parents
jullie:        - votre père, votre mère, vos parents
hun:          - leur père, leur mère, leurs parents

Slide 9 - Diapositive

Klinkerbotsing...
Als je zelfst.nw. VROUWELIJK is en het begint met een 
KLINKER of een STOMME H, dan gebruik je de MANNELIJKE VORM !!!

-> l'école (vwl) - mijn school -> MON école
-> l'histoire (vwl) - jouw verhaal -> TON histoire

Slide 10 - Diapositive

(Jouw)___ oncle travaille comme pilote?
A
Ton
B
Ta
C
Tes

Slide 11 - Quiz

(Mijn) ..... mère est grand.
A
Mon
B
Ma
C
Mes

Slide 12 - Quiz

C'est (zijn) ___ tante.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 13 - Quiz

Ce sont (mijn) ..... chaussures (=schoenen).
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 14 - Quiz

C'est (jullie) ...... soeur.
A
Notre
B
Votre
C
Nos
D
Vos

Slide 15 - Quiz

(Haar)___ père travaille comme prof.
A
Son
B
Sa
C
Ses

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Faire les exercices

Unité 2: Exercice 16a tm d boek

                  Exercice 9 tm 14 online

                  Pouvoir -> Verbuga.eu

Succes!

timer
15:00

Slide 18 - Diapositive