Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom 

• Pak je laptop
• Ga naar Lessonup.com
•  Voer de code in
• De tijd loopt

Wat gaan we doen vandaag?

1. Terugblik op de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.

2. Uitleg over het lijdend voorwerp.

3. Oefenen met het lijdend voorwerp.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hoe vind je de persoonsvorm?

1. 1. Een vraagzin maken 2.Alle werkwoorden in een zin 3. Het laatste werkwoord in een zin
2. 1. Een vraagzin maken 2. De zin langer maken 3. De tijd veranderen
3. 1. De tijd veranderen 2. Wie/wat + gezegde? 3. De zin langer maken
4. 1. Het eerste werkwoord in de zin 2. Een vraagzin maken 3. Wie/wat + gezegde?

Wat is het onderwerp van deze zin?

Gisteren bakten mijn zusje en ik een taart.

1. mijn zusje
2. ik
3. mijn zusje en ik
4. taart

Lesdoelen

1. Je weet wat het lijdend voorwerp is

2. Je weet hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden

3. Je oefent met het lijdend voorwerp

Wat weet je al van het lijdend voorwerp?

Lijdend voorwerp

• Het lijdend voorwerp hoort bij het onderwerp en het gezegde van de zin. 
• Een lijdend voorwerp staat alleen in zinnen waarin een werkwoordelijk gezegde zit. 
• Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp.

• Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin? 
• Het lijdend voorwerp geeft antwoord op de vraag:
  
• ‘Wie of wat + gezegde + onderwerp?’ 

Voorbeeld

Mijn oma bakt pannenkoeken.

Werkwoordelijk gezegde = bakt

Onderwerp = mijn oma

Wie of wat bakt mijn oma?

lijdend voorwerp = pannenkoeken

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Hij heeft een zwerfkat gevonden.

1. Hij
2. zwerfkat
3. een zwerfkat

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Vorige week zijn mijn zussen een boek gaan kopen.

1. een boek
2. vorige week
3. mijn zussen

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik sprak gisteravond de buurvrouw.

1. ik
2. de buurvrouw
3. gisteravond

Opdracht

Noteer de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp. 

                                Klaar? Onderaan het papier 

                                     staat nog een extra opdracht.

Blink

Extra oefenen? -> Grammatica 2, les 5 -Het lijdend voorwerp

• Opdracht 1 t/m 11
• Test jezelf

Ik denk dat ik het snap -> Grammatica 2, les 5 -Het lijdend voorwerp

• Alleen de 'test jezelf'

Ik snap het helemaal -> Grammatica 3, les 1 -Het meewerkend voorwerp

• Opdracht 1 t/m 9

Afsluiting

        Ik snap er niets van                                                               Ik snap het helemaal!

Afsluiting

Steek je hand op als je het eens bent

1. Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp vind in een zin

2. Ik wil nog meer oefenen met het lijdend voorwerp

3. Ik wil verder naar de volgende stof (want ik begrijp het)