Toets biologie periode 1.4

Toets biologie
Periode 1.4
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Toets biologie
Periode 1.4

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 1
6 vragen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bedrijf Pharm@ntibio produceert geneesmiddelen, waaronder antibiotica. Op het lab waar jij werkt, hebben jullie een micro-organisme ontdekt dat een nieuw antibioticum kan maken.
Geef de definitie van antibiotica.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding. Leg uit waarom het antibioticum een secundair stofwisselingsproduct is. (De afbeelding kan ingezoomd worden als je er op klikt)

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem de 4 verschillende fasen die het micro-organisme tijdens zijn groei doormaakt (A t/m D) en leg uit wat er in elke fase gebeurt.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit waarom de (blauwe) groeicurve typerend is voor een batchfermentatie en niet voor een continue fermentatie.

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In het lab zit je in de screenings fase. Het bedrijf wil graag opschalen.
Welke 3 stadia van opschalen volgen op de screeningsfase?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het einde van het proces heb je een smalspectrum antibioticum in handen. Wat wordt bedoeld met een smalspectrum antibioticum?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 2
4 vragen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een collega van de afdeling ‘Genetische Modificatie’, is ziek. Jij wordt gevraagd voor hem in te vallen. Hij is bezig met de productie van insuline.
Leg uit wat er wordt bedoeld met genetische modificatie

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welk onderdeel van een bacterie wordt gebruik gemaakt bij genetische modificatie?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn een 4-tal bacteriën die je gaat onderzoeken op de productie van insuline. Hiervoor moet je eerst reincultures maken. Leg uit wat er bedoeld wordt met een reincultuur.

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Van deze reinculturen ga je een Gram preparaat maken. Leg uit waarom Gram-positieve bacteriën anders kleuren dan Gram-negatieve bacteriën.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 3
3 vragen

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het blijkt dat je collega een voedselinfectie heeft opgelopen door het eten van vlees uit de kantine dat niet goed verhit is geweest.
Leg uit waarom het verhitten van voedsel geen voedselvergiftiging voorkomt.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het blijkt dat Escherichia coli verantwoordelijk is voor de voedselinfectie. Wat is de porte d’entrée van de E. coli?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke afbeelding/tekst hoort bij welke barrière?
Mechanische barrière
Biologische barrière
Chemische barrière
Darm peristaltiek
Huidflora

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 4
8 juist/onjuist vragen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.

'Via aërosolen kunnen pathogenen verspreid worden.'

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.
'Een kolonie ontstaat door een exponentiele toename van bacteriecellen.'

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.
'Escherichia coli die zich in de blaas bevindt noemen we een commensaal.'

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.
'Micro-organismen die bij een lage pH kunnen groeien noemen we halofielen.'

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.

'Hepatitis B is een voorbeeld van een infectieziekte.'

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.
'Kolonisatieresistentie betekent dat bacteriën resistent zijn tegen antibiotica en daardoor koloniën kunnen vormen.'

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.
'Exotoxinen zijn schadelijke eiwitten die door pathogene micro-organismen worden uitgescheiden.'

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Is onderstaande stelling juist of onjuist? Als de bewering onjuist is, leg dan uit waarom.
'De productie van wijn is een voorbeeld van een vast-substraat fermentatie.'

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 6
3 meerkeuzevragen

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling I: Bij continue fermentatie bevindt het micro-organisme zich continue in de exponentiele fase.

Stelling II: Escherichia coli produceert vitamine K dat mensen gebruiken voor de stolling. Het is daarom een symbiont.

A
Stelling I en II zijn juist
B
Stelling I en II zijn onjuist
C
Stelling I is juist en stelling II is onjuist
D
Stelling I is onjuist en stelling II is juist

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling I: De MID is afhankelijk van de weerstand
van de gastheer. Er geldt: hoe beter de weerstand
van de gastheer, hoe hoger de MID moet zijn om
ziek te worden.

Stelling II: Neisseria meningitidis is vele malen virulenter dan het Rhino virus.

Micro-organisme
MID
Rhinovirus
1-10
Neisseria meningitidis
102-105
A
Stelling I en II zijn juist
B
Stelling I en II zijn onjuist
C
Stelling I is juist en stelling II is onjuist
D
Stelling I is onjuist en stelling II is juist

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Stelling I: De passagesnelheid van voedsel in de dunne darm is hoog en daardoor is de dunne darm erg kwetsbaar voor infecties.

Stelling II: Melkzuurbacteriën in de vagina behoren tot de residente flora en zorgen voor de lage pH.

A
Stelling I en II zijn juist
B
Stelling I en II zijn onjuist
C
Stelling I is juist en stelling II is onjuist
D
Stelling I is onjuist en stelling II is juist

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deel 7
9 praktijkvragen

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een directe telling zijn er gemiddeld 23 cellen per vakje geteld. De inhoud van 1 vakje is 0,005mm3.

Hoeveel cellen zitten er in een ml? Laat de berekening zien.

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kiemgetalbepaling slootwater:
Bij de spreidplaten van buis 3 tel je 40 KVE en bij buis 4 tel je 3KVE. Je had 0,2 ml uitgeplaat. Beken het kiemgetal. Laat de berekening zien.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Na een sporenkleuring zie dit onder de microscoop. Wat is je conclusie? Ligt je antwoord toe.

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hiernaast zie je een positieve ureumbuis. Welke stof bezit deze bacterie?
A
ureum
B
ammoniak
C
fenolrood
D
urease

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het substraat bij een indoltest?
A
Indol
B
Kovac's
C
Tryptofaan
D
Pyruvaat

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de zuurstofbehoefte van de bacterie in buis 2 op de afbeelding?
A
Obligaat aeroob
B
Obligaat anaeroob
C
Micro-aerofiel
D
Facultatief anaeroob

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom moet je een oxidase test altijd uitvoeren met een plastic öse?

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je neemt tijdens de katalasetest het volgende waar.
Welke stof veroorzaakt de belletjes?
A
H2O2
B
H2O
C
O2
D
CO2

Slide 39 - Quiz

Power point mevr. Peters in teams
De identificatie van een onbekende bacterie bestaat uit 3 hoofdstappen. Benoem ze alle 3.

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions