Biologie 3VG

1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.

Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr

Slide 18 - Quiz

Bij de mens is het allel voor een kale kruin dominant over het allel voor normale haargroei. Heterozygote mannen zijn wel kaal, maar heterozygote vrouwen niet. Dit wordt veroorzaakt door de invloed van andere genen.

Een bepaalde kale man heeft ouders met een normale haargroei. Was de vader van deze kale man homo of heterozygoot voor de eigenschap haargroei? En zijn moeder?
A
Vader: homozygoot Moeder: homozygoot
B
Vader: homozygoot Moeder: heterozygoot
C
Vader: heterozygoot Moeder: homozygoot
D
Vader: heterozygoot Moeder: heterozygoot

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Van hoeveel % van de kinderen uit de laatste generatie kan men verwachten dat ze deze vorm van kleurenblindheid vertonen?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 23 - Quiz

Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.
Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?
A
heterozygoot wijfe x roodogig mannetje
B
heterozygoot wijfje x witogig mannetje
C
witogig wijfje x roodogig mannetje
D
homozygoot roodogig wijfje x witogig mannetje

Slide 24 - Quiz

Bij de mens komt de zeldzame afwijking albinisme voor met als kenmerken o.a. witte haren en ontbreken van pigment in de iris. Het allel voor albinisme is recessief en X-chromosomaal. Een albino man en een vrouw, die heterozygoot is voor de betrokken eigenschap, krijgen kinderen.

Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren meisje een albino is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Een plant heeft het genotype QqRr. De betrokken genen zijn niet gekoppeld.

Hoe groot is de kans dat een stuifmeelkorrel van deze plant tegelijkertijd het allel q en het allel R bevat?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 28 - Quiz

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.

In de F2 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
12/16 (of 3/4)

Slide 29 - Quiz

Bij kippen is het allel voor een erwtenkam (E) dominant over dat voor een enkelvoudige kam (e); het allel voor gevederde poten (G) is dominant over dat voor kale poten (g).

Een hen met een erwtenkam en gevederde poten wordt gekruist met een haan met een enkelvoudige kam en kale poten. Onder de directe nakomelingen bevinden zich vier verschillende fenotypen.
Wat was het genotype van de hen (oftewel de moeder)?
A
EEGG
B
EEGg
C
EeGG
D
EeGg

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

De overerving van een bepaalde vorm van doofheid is in de stamboom aangegeven. De allelen G en g spelen een rol bij de bepaling van het gehoorvermogen.

Wat is het genotype van persoon T?
A
GG
B
Gg
C
X(G)Y
D
X(g)Y

Slide 34 - Quiz

Wordt deze aandoening veroorzaakt door een dominant of door een recessief allel?
Kan dit allel X-chromosomaal zijn of kan dat niet?
A
Het allel is dominant en kan X-chromosomaal zijn
B
Het allel is dominant en kan niet X-chromosomaal zijn
C
Het allel is recessief en kan X-chromosomaal zijn
D
Het allel is recessief en kan niet X-chromosomaal zijn

Slide 35 - Quiz

Als er een kind geboren wordt, is er altijd wel iemand die uitroept dat de baby sprekend op een familielid lijkt. Dat is niet zo verwonderlijk, want familieleden hebben altijd voor een groot deel dezelfde chromosomen.

Hoe groot is de kans dat een kleinzoon het Y-chromosoom van de grootvader van moeders kant heeft gekregen?
A
0
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive