Evenementen organiseren Intro

De organisatie
Week 7
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Evenementen OrganisatieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De organisatie
Week 7

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Interne evenementen
•Er zijn 2 soorten evenementen
•Interne (netwerkgroepen)
•Bijvoorbeeld: personeel, familie en aandeelhouders
•Externe (netwerkgroepen)
•Bijvoorbeeld: klanten, leveranciers en publieksgroepen

•(intern) Evenement: “Een bijzondere bijeenkomst van mensen uit netwerkgroepen met als doel het verstevigen van de relatie”

•Ieder evenement heeft dezelfde algemene eisen
•Doel, Thema, organisatie en plan(matig)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelgroep en doel bepalen
  • Wat is de doelgroep? Kenmerken. Internen, externen, oud, jong, kennisniveau, weerstanden?
  • Wat is het doel van de bijeenkomst? Presentatie nieuw product, bespreking belangrijke fusie, klantbezoek, personeelsfeest of -uitje?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Interne of externe locatie
  • Interne ruimte. Moet ruim genoeg zijn, goede opstelling, voldoende tafels en stoelen. Check of benodigde (audiovisuele) hulpmiddelen aanwezig zijn. Zorg voor koffie en thee
  • Externe ruimte. Geen geschikte ruimte binnen het bedrijf, bijeenkomst inclusief diner, overnachtingsmogelijkheden, centrale locatie.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke evenementen
ken jij?

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Evenementen
Verschillende categorieen
  • doel; bijv kennismaking, netwerken, informatie overdragen
  • doelgroep; bedrijven, consumenten, medewerkers
  • met of zonder winstoogmerk
  • intern of externe opdrachtgever
  • besloten of publieksevenement
  • groot of klein

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stakeholders

Een stakeholder is een persoon, een bedrijf of een groep mensen die direct of indirect betrokken is bij jouw project/evenement.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie zijn stakeholders bij een evenement?

Slide 8 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Stakeholders

  • Opdrachtgever 
  • Deelnemers 
  • Sponsors 
  • Donateurs 
  • Overheid 
  • Omwonenden


  • Leveranciers
  • Personeel
  • Vrijwilligers
  • Bezoekers
  • Locatiebeheerder

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Competenties

Combinatie van kennis, vaardigheden, houding, gedrag die nodig is om bij een bepaalde taak/beroep goed te functioneren

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Event Manager
  • Creatief
  • Methodisch werken
  • Improviseren
  • Samenwerken
  • Regie houden
  • Inlevingsvermogen
  • Omgaan met weerstanden
  • Onderhandelen
  • Financieel inzicht
  • Gevoel voor publiciteit
  • Communiceert goed

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De belangrijkste werkzaamheden tijdens de voorbereidingsfase zijn

Slide 12 - Carte mentale

Uitvoeren werkzaamheden voorbereidend draaiboek
Opstellen dag-draaiboek
Tijdsplan van de onderdelen van het dag-draaiboek
SMART opgesteld
Ik kan aan het einde van periode 2 minimaal 2 Smartdoelen  formuleren met behulp van de les-instructies over SMART. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan aan het einde van periode 2 minimaal 2 Smartdoelen formuleren met behulp van de les-instructies over SMART. 
Specifiek : 2 smartdoelen met behulp van de lesinstructie
Meetbaar: 2 doelen formuleren
Acceptabel: logisch ontstaan uit de lesinstructie
Realistisch: het is voor jou haalbaar
Tijdgebonden: aan het einde van periode 2


Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van SMART?
A
om globale doelen te kunnen formuleren
B
om concrete doelen te kunnen formuleren
C
om slim een evenement te organiseren
D
met je smartphone een evenement organiseren

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De 'A' in de SMART methodiek staat voor
A
Actie
B
Acceptabel
C
Algemeen
D
Anders

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staat 'SMART' voor in 'SMART'doelstelling'?
A
Stipt, materialistisch, acceptabel, ruim, tijdsgebonden
B
Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden
C
Specifiek, meetbaar, affect, rap, tijdsgebonden
D
Symbolisch, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een begroting?
A
Je salaris en je toeslagen.
B
Een overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.
C
Alle vooraf berekende kosten van een bepaald project

Slide 18 - Quiz

Antwoord B is juist. 
Wat is een budget?
A
Uitgaven betaald voor een project
B
Schatting van de kosten
C
Hoeveelheid geld die ter beschikking is
D
Planning in bedragen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderdelen draaiboek - de 5 W's
1. WAAROM
2. WIE
3. WAT
4. WAAR
5. WANNEER

Slide 20 - Diapositive

1. WAAROM? Voor welke gelegenheid bv.? Naar aanleiding van de gevonden reden(en) bepaal je wat voor een activiteit je gaat organiseren.
2. WIE? Voor wie, welke leeftijdsgroepen wil je een activiteit gaan organiseren?
3. WAT? Wat doen? Dit heeft te maken wat voor een doelgroep c.q. leeftijdsgroep je voor ogen hebt. 
4. WAAR? Als je weet wat voor een activiteit voor wie gaat organiseren moet je gaan plannen waar je deze activiteit kunt gaan houden. Houdt hierbij rekening met de doelgroep. 
5. WANNEER? Je moet hierbij rekening houden met bijv.: (School)vakanties, beschikbaarheid van de accommodatie zelf, wordt er nog meer georganiseerd op dat moment? En houd rekening met de voorbereidingstijd die je nodig hebt!
6. WELKE manier? Hoe en op welke manier ga jij deze activiteit op dat tijdstip in die accommodatie met deze groep mensen organiseren? 
De eerste vijf W’s zijn snel te beantwoorden. Maar hoe je de activiteit gaat organiseren gaat niet zo snel. Daar komt veel meer bij kijken! Hier kom ik in de volgende sheet op terug. 
7. WAT daarna? Als de activiteit afgelopen is, is de organisatie nog niet afgelopen. Want er moet nog opgeruimd worden, maar het nabespreken (evalueren) van de activiteit is eigenlijk nog belangrijker. Waarom? Omdat je n.a.v. de evaluatie weer kunt leren voor een volgende keer. Kom ik straks op terug. 
voorbeeld draaiboek

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Evenementen komen ook in jouw leven voor (binnen je werk, op school of prive). Welk event heb jij in de afgelopen maand bezocht/meegemaakt?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions