Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Schrijf het meervoud op van hok
Slide 1 - Question ouverte
Schrijf het meervoud op van deurmat
Slide 2 - Question ouverte
Schrijf het meervoud op van parkeerplek
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Vul de juiste werkwoordsvorm in Ik ....... naar de stad (lopen)
Slide 6 - Question ouverte
Hij .... geen mondkapje (dragen)
Slide 7 - Question ouverte
Petra ....... heel veel geld. (hebben)
Slide 8 - Question ouverte
Verleden tijd
Slide 9 - Diapositive
Schrijf de 2 werkwoordvormen in vt op van het werkwoord 'eten'
Slide 10 - Question ouverte
Schrijf de 2 werkwoordvormen in vt op van het werkwoord 'blijven'
Slide 11 - Question ouverte
BBL en KBL
Maken:
Blok 3 spelling en Over taal
Klaar? Lezen of bijspijkeren Of opstromen
Slide 12 - Diapositive
Meervoud
Basisregel:de meeste znw zet je in het meervoud door er
(e)n,-s of eren achter te zetten.
9 uitzonderingen
Slide 13 - Diapositive
bijvoeglijk naamwoorden van werkwoorden
Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.
Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.
Een bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van een voltooid deelwoord, schrijf je altijd zo kort mogelijk. Je schrijft dus alleen dd of tt als dat nodig is voor een juiste uitspraak.