Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Die Zukunft
Slide 1 - Diapositive
Thema: Umwelt Welke vertaling is juist? die Umwelt
A
de voeding
B
het milieu
C
de toekomst
D
het tekort
Slide 2 - Quiz
Thema Umwelt Welke vertaling is juist? de duurzaamheid
A
die Ernährung
B
die Zukunft
C
die Gesundheit
D
die Nachhaltigkeit
Slide 3 - Quiz
Thema Umwelt Welk woord past niet in het rijtje? der Umweltschutz, die Energiequellen,...
A
der Mangel
B
die Nahrungsmittel
C
eintönig
D
züchten
Slide 4 - Quiz
Thema Roboter und Computersprache
Slide 5 - Diapositive
Roboter + Computersprache: Welke Duitse woorden ken je al?
Slide 6 - Carte mentale
Thema Computer + Roboter Welk woorden passen NIET bij elkaar?
A
verwenden, herstellen, basteln
B
die Maus, die Tastatur, das Schulbuch
C
schmutzig, schwer, gefährlich
D
die Forschung, die Lernfähigkeit, die Arbeit
Slide 7 - Quiz
Thema Computer + Roboter Wat is de juiste vertaling? de beslissing
A
die Entscheidung
B
die Anweisung
C
der Nutzer
D
der Fehler
Slide 8 - Quiz
Musst du die Wörter noch lernen?
Trede 9 Wortschatz
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Roboter sind überall da, wo wir nicht sein können Roboter übernehmen in vielen Bereichen (= terreinen) Tätigkeiten (= werkzaamheden), die der Mensch ungenauer, langsamer oder überhaupt nicht ausführen kann. Sie werden eingesetzt für Missionen im Weltraum oder für die Erforschung der Ozeane. Auch in Krisengebieten sind sie sehr nützlich. Zum Beispiel bei Bränden, um nach Minen zu suchen oder um Bomben zu entschärfen. Auch im Haushalt als Staubsauger, im Operationssaal oder im Labor gehören Roboter zum Alltag. Wat is juist volgens de tekst?
A
een robot kan op plekken zijn, waar een mens niet komt (regel 1)
B
een robot is trager dan een mens (regel 2)
C
een robot kan een bomaanslag voorkomen (regel 4)
D
iedereen heeft een robot als stofzuiger (regel 6)
Slide 11 - Quiz
Leerdoel: Je maakt mondelinge afspraken over vrije tijd en een schoolproject, je volgt de hoofdlijnen en je houdt dit gesprek meestal op gang. (A2.1)