Mavo 2 Oefentoets 3.3, 4.3 en 4.4 Grammatica en Spelling

Oefentoets
3.3 en 4.3 Grammatica
4.4 Spelling 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets
3.3 en 4.3 Grammatica
4.4 Spelling 

Slide 1 - Diapositive

Grammatica

Slide 2 - Diapositive

Welk voegwoord ontbreekt?
Jeff zal blijven zitten, ....... zijn cijfers te laag zijn.
A
toen
B
omdat
C
want

Slide 3 - Quiz

Welk voegwoord ontbreekt?
Je kunt in de stad gaan wonen, ...... op het platteland is het ook heerlijk.
A
hoewel
B
want
C
maar

Slide 4 - Quiz

Welk voegwoord ontbreekt?
De vader van Lisa was helaas in het buitenland ..... Lisa geboren werd.
A
als
B
toen
C
en

Slide 5 - Quiz

Welk voegwoord ontbreekt?
..... het veel regende, hadden Mark en Yvonne toch een fijne huwelijksreis.
A
En
B
Als
C
Hoewel

Slide 6 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik lees in bed een Donald Duck.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik ga naar mijn vriend Kay en we fietsen samen naar school.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
We komen op school en parkeren onze fiets in de rekken.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik eet met mijn familie.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... ondergoed
A
Deze
B
Dit

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... roddel
A
Deze
B
Dit

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... afspraak
A
Die
B
Dat

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
.... gesprek
A
Die
B
Dat

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste persoonsvorm in.
De musea in Schotland ..... (zijn) gratis.

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste persoonsvorm in.
Dit soort huizen ..... (zijn) tegenwoordig heel populair.

Slide 16 - Question ouverte

Vul de juiste persoonsvorm in.
Het groene paar schoenen .... (passen) niet bij mijn outfit.

Slide 17 - Question ouverte

Vul de juist persoonsvorm in.
De media in Amerika .... (hebben) ruzie met de president.

Slide 18 - Question ouverte

Spelling

Slide 19 - Diapositive

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
Het .... (groot) probleem

Slide 20 - Question ouverte

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
Het ..... (goud) horloge

Slide 21 - Question ouverte

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
Een ..... (blauw) lucht

Slide 22 - Question ouverte

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
Een ..... (beton) bunker

Slide 23 - Question ouverte

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
De ..... (marmer) vloer

Slide 24 - Question ouverte

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
Een ..... (goed) plan

Slide 25 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in.
De worst is ..... (koken).

Slide 26 - Question ouverte

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
De ..... (koken) worst.

Slide 27 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in.
Het feest wordt ..... (vieren).

Slide 28 - Question ouverte

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
Het ..... (vieren) feest.

Slide 29 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in.
De vaas is ..... (breken).

Slide 30 - Question ouverte

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
De ..... (breken) vaas.

Slide 31 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik heb mijn hoofd ..... (stoten).

Slide 32 - Question ouverte

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
Mijn ..... (stoten) hoofd.

Slide 33 - Question ouverte