Gouden eeuw quiz

Quiz Gouden Eeuw
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz Gouden Eeuw

Slide 1 - Diapositive

Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 2 - Quiz

Wat wordt er met het begrip 'Republiek' bedoeld?

A
De naam van Nederland in de 16e t/m de 18e eeuw.
B
Een staat zonder vorst zoals een koning of een keizer.
C
Ergens tegen in opstand komen.
D
Als burgers wetten maken en niet een vorst.

Slide 3 - Quiz

De Nederlanden waren in de Gouden eeuw een.........
A
Democratie
B
Oligarchie, bestuur met regenten
C
Monarchie
D
Koninkrijk met absoluut vorst

Slide 4 - Quiz

Wie hadden de meeste macht in de Nederlandse Republiek?
A
De koning en zijn hofhouding
B
De regenten uit rijke families
C
De hardwerkende mannen en vrouwen
D
De VOC en de WIC

Slide 5 - Quiz

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 6 - Quiz

Wat is handelskapitalisme?
A
1 land heeft het recht om handel te drijven
B
zo veel mogelijk winst maken met handel
C
Als je nog maar één product gaat kopen
D
Alleen de VOC was de baas over de handel

Slide 7 - Quiz

Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 8 - Quiz


Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 9 - Quiz


VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Aziatische Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verre Oosten Campagne

Slide 10 - Quiz

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1621
B
1602
C
1601
D
1618

Slide 11 - Quiz

De VOC werd op initiatief van Johan van Oldenbarnevelt opgericht, omdat...
A
andere landen handelscompagnieën oprichtten.
B
de winsten in de Republiek daalden doordat handelscompagnieën elkaar beconcurreerden.
C
er flinke winst viel te behalen op de scheepsbouw. Meer schepen leverde meer geld op.
D
de Staten-Generaal graag landen wilden veroveren om hun macht en rijkdom te tonen.

Slide 12 - Quiz


De VOC bracht naar Europa:
A
Slaven
B
Aardappels
C
Specerijen
D
Maïs

Slide 13 - Quiz

De Staten Generaal gaf de VOC speciale rechten: (twee antwoorden)
A
handelsmonopolie
B
vrede sluiten
C
Forten bouwen
D
een multinational

Slide 14 - Quiz

Welk speciale recht kreeg de VOC niet?
A
Een eigen munt invoeren
B
Verdragen sluiten met Aziatische vorsten
C
Forten bouwen
D
Oorlog voeren

Slide 15 - Quiz

Welke conclusie kun je trekken na het zien van dit plaatje?
A
VOC voerde niet alleen handel en maar ook oorlog
B
VOC maakte kanonnen
C
VOC hield van mode
D
VOC had weinig wapens

Slide 16 - Quiz

In welk opzicht was de VOC uniek in de wereld?
A
Eerste bedrijf met winst uit handel
B
Eerste bedrijf met aandelen
C
Eerste bedrijf in de handel met specerijen
D
Eerste bedrijf in de handel met slaven

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
oostzeehandel: graan en hout VOC: specerijen en luxeproducten
B
oostzeehandel: specerijen en graan VOC: specerijen en luxeproducten
C
oostzeehandel: graan en luxeproducten VOC: hout en luxeproducten
D
oostzeehandel: graan en hout VOC: hout en luxeproducten

Slide 18 - Quiz

Welke (tijds)volgorde is juist?
A
VOC - WIC - Oostzeehandel
B
Oostzeehandel - VOC - WIC
C
Oostzeehandel - WIC - VOC
D
VOC - Oostzeehandel - WIC

Slide 19 - Quiz

De WIC verhandelde vooral
A
Slaven
B
Aardappels
C
Kruiden
D
Maïs

Slide 20 - Quiz

Waar hield de WIC zich niet mee bezig?
A
Slavenhandel
B
Veroveringen
C
Driehoekshandel
D
Specerijenhandel

Slide 21 - Quiz

De WIC werd opgericht in?
A
1648
B
1612
C
1621
D
1602

Slide 22 - Quiz

De WIC had verschillende rechten. Welk recht hoort er niet bij?
A
forten bouwen
B
plantageproducten verhandelen
C
kolonieen bezitten
D
specerijen verhandelen

Slide 23 - Quiz

Om welke schildertechniek werd Rembrandt NIET bekend?:
A
Levensecht schilderen van mensen
B
Het afwisselen van details met ruwe kwaststreken
C
Indrukwekkende wolkenluchten
D
Afwisselen van licht en donker

Slide 24 - Quiz

De schilderkunst in de Republiek was bijzonder. Welke bewering hoort er NIET bij
A
gewone mensen stonden op de schilderijen
B
alleen vorsten stonden op de schilderijen
C
een Vermeer kon ook bij de bakker hangen
D
er waren heel veel beroemde schilders

Slide 25 - Quiz

Waarom begon Amsterdam met de bouw van de grachtengordel?
A
De oorlog met Spanje stond op het punt te beginnen
B
Er was veel werkgelegenheid en welvaart.
C
Een gedeelte van de stad moest afgebroken worden.
D
Er kwamen veel nieuwe inwoners.

Slide 26 - Quiz

In welke eeuw is de grachtengordel aangelegd?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 27 - Quiz

Wie woonden er vooral in de huizen aan de grachtengordel?
A
Rijke kooplieden
B
Ambachtslieden en arbeiders

Slide 28 - Quiz

Wat is de grachtengordel?
A
Dat is een plaats waar handelswaar tijdelijk wordt opgeslagen.
B
Dat is land dat vroeger een meer was, maar is drooggelegd.
C
Dat is de naam voor de zeventiende eeuw.
D
Dat zijn grachten die rond het centrum van Amsterdam zijn aangelegd.

Slide 29 - Quiz

Wie worden er bedoeld met het begrip 'Hollandse Meesters'?
A
Leraren van scholen in die tijd
B
Eigenaren van slaven op plantages
C
Succesvolle schilders in de Republiek
D
De rijke burgers van het gewest Hollan

Slide 30 - Quiz

Wie van de volgende schilders is géén 'Hollandse meester'
A
Jan steen
B
Rembrandt van Rijn
C
Jheronimus Bosch
D
Johannes Vermeer

Slide 31 - Quiz

Jan steen schilderde vooral:
A
Voor belangrijke regenten
B
Alledaagse dingen

Slide 32 - Quiz

van wie is dit schilderij?
A
Johannes Vermeer
B
Rembrandt
C
Vondel
D
Jan Steen

Slide 33 - Quiz

Wat was het beroep van Frans Hals?
A
Timmerman
B
Metselaar
C
Schilder
D
Beeldhouwer

Slide 34 - Quiz

Wat was geen bekende schilder uit de Gouden eeuw?
A
Van Gogh
B
Rembrandt
C
Johannes Vermeer
D
Frans Hals

Slide 35 - Quiz

Wie schilderde de Nachtwacht?
A
Johannes vermeer
B
Rembrandt van Rijn
C
Frans hals
D
Jan Steen

Slide 36 - Quiz

15. Kijk naar de afbeelding. Wie is op dit zelfportret te zien?
A
Johannes Vermeer
B
Frans Hals
C
Rembrandt van Rijn
D
Jan Steen

Slide 37 - Quiz