Paragraaf 4.2: De Industriële samenleving (deel 2)
Pak het huiswerk erbij!
Opdr. 1 t/m 7 van §4.2 (NIET 2 + 3!).
Luister mee en verbeter je antwoorden.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Pak het huiswerk erbij!
Opdr. 1 t/m 7 van §4.2 (NIET 2 + 3!).
Luister mee en verbeter je antwoorden.
Slide 1 - Diapositive
De industriële samenleving
paragraaf 4.2
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren.
Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.
Je kunt enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan.
Je kunt uitleggen hoe de wetenschap zich in de 19e eeuw ontwikkelde.
Slide 3 - Diapositive
Nieuwe uitvindingen
Razendsnelle uitvindingen door...
Slimme ondernemers die veel geld wilden verdienen met nieuwe uitvindingen die het leven aangenamer maakten.
George Stephenson: uitvinder van de stoomtrein.
Slide 4 - Diapositive
Eerste passagierstreinen gingen 30-50 km/u.
Paardenkoets 15 km/u.
De dubbele snelheid! Wel zo aangenaam ;)
Slide 5 - Diapositive
Nieuwe uitvindingen
Een belangrijke uitvinding was die van de verbrandingsmotor.
Uitvinding staal (sterker dan ijzer).
Duitse ingenieur Nikolaus Otto in 1876: uitvinder verbrandingsmotor.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Ga aan de slag! (hw)
Maak opdr. 8 t/m 12 van §4.2 + test jezelf
Druk NIET op 'nakijken'.
Bespreking: 5 minuutjes.
timer
5:00
Slide 11 - Diapositive
Nieuwe wetenschap
In de 19e eeuw ontstonden er nieuwe wetenschappen:
de economie: studie van vraag en aanbod
sociologie: studie van de samenleving
psychologie en psychiatrie: studie van menselijk gedrag en geestesziektes
geschiedenis
biologie: evolutietheorie en darwinisme
Slide 12 - Diapositive
Wat hoort NIET bij de werkomstandigheden van arbeiders?
A
Lage lonen
B
Lange werkdagen
C
Smerige straten, geen riolering, en geen schoon drinkwater
D
Protesteren voor betere werkomstandigheden
Slide 13 - Quiz
Wat hoort NIET bij de leefstandigheden van arbeiders?
A
Arbeiders werden niet oud.
B
Besmettelijke ziekten door slechte hygiëne.
C
Vergoedingen als je ziek werd
D
Luchtvervuiling doordat de huizen bij de fabrieken stonden.
Slide 14 - Quiz
Wat hoort bij het kapitalisme van de 19e eeuw? 1) Geen belastingen voor ondernemers 2) Geen minimumloon 3) Winst investeren in veiligheidsmaatregelen 4) Verbod op kinderarbeid
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
3 en 4
Slide 15 - Quiz
Uit welke groepen bestond de industriële samenleving?
A
Gegoede burgerij, boeren, arbeiders
B
Gegoede burgerij, middenklasse, arbeiders
C
Gegoede burgerij, middenklasse, slaven
D
Middenklasse, boeren, slaven
Slide 16 - Quiz
Waarom maakten fabrieksdirecteuren graag gebruik van kinderarbeid?