Herhaling Gezondheidskunde - deel 1

• Schoonheidsverzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Herhalingsvragen

stofwisseling, spijsvertering, voeding en ademhaling

1. Wat is een andere benaming voor metabolisme?

1. Ontleding
2. Stofwisseling
3. Vertering

2. Wat is assimilatie?

1. afbraak van voedings-stoffen tot water oplosbare delen
2. afbraak van weefsel waarbij oa warmte vrijkomt
3. verwerking van voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen

3. Hoe noemt men de stofwisseling tijdens volkomen rust?

1. Afbraakstofwisseling
2. b. Basaalstofwisseling
3. Opbouwstofwisseling

4. Leg uit wat stofwisseling is.

5.1 Vul in: Koolhydraten
- afgebroken tot
- afvalproduct
- functie

5.2 Vul in: Eiwitten
- afgebroken tot
- afvalproduct
- functie

5.3 Vul in: Vetten
- afgebroken tot
- afvalproduct
- functie

6. Wat betekent assimilatie in 1 woord?

7. Wat betekent dissimilatie in 1 woord?

8. Wat gebeurt er als de assimilatie groter is dan de dissimilatie?

Dan neemt lichaams-gewicht toe

Dan neemt lichaams-gewicht af

9. Welk orgaan kan eiwit-, koolhydraat- en vetsplitsende enzymen produceren?

1. alvleesklier
2. lever
3. maag

10. Wat zijn lipasen?

1. Eiwitsplitsende enzymen
2. Koolhydraatsplitsende enzymen
3. Vetsplitsende enzymen

11. Waar worden eiwitsplitsende enzymen gevormd?

1. In de alvleesklier en in de maag
2. In de alvleesklier en in de mond
3. In de maag en in de mond

12. Waarvoor dienen de colibacteriën?

1. Voor de vorming van enzymen
2. Voor de vorming van hormonen
3. Voor de vorming van vitaminen

13. Waar vindt de resorptie van verteerde voedingsstoffen plaats?

1. In de dikke darm
2. In de dunne darm
3. In de maag

14. Waaruit bestaat speeksel?

1. Uit eiwitsplitsende en koolhydraatsplitsende enzymen
2. Uit eiwitsplitsende en vetsplitsende enzymen
3. Uit slijmstoffen en koolhydraatsplitsende enzymen

15. Waar vindt de productie van galsap plaats?

1. galblaas
2. lever
3. twaalfvingerige darm

16. Wat zijn amylasen?

1. Eiwitsplitsende enzymen
2. Koolhydraatsplitsende enzymen
3. Vetsplitsende enzymen

17. Wat ontstaat er bij de verbranding van vetten?

1. Koolstofdioxide en ureum
2. Ureum en water
3. Water en koolstofdioxide

18. Waarvoor dient het strotklepje?

1. Voor de afsluiting van de keelholte
2. Voor de afsluiting van de luchtpijp
3. Voor de afsluiting van de mond

19. Wat ontstaat er bij de volledige verbranding van koolhydraten?

1. Koolstofdioxide
2. Melkzuur
3. Ureum

40. Zet in de juiste volgorde:

1

2

3

4

5

6

7

Neus

Keelholte

Strottenhoofd

Luchtpijp

Grote luchtpijptakken

Kleine luchtpijptakken

Longblaasjes/ Longen

21. Noem de 3 organen die in verbinding staan met het spijsverteringskanaal.

22. Wat is de functie van de galblaas met betrekking tot de spijsvertering?

23. Wat zijn peristaltische bewegingen?

24. Waar bevindt zich zoutzuur en waarvoor dient dit?

25. Wat hoort bij elkaar?

Glucose

Aminozuren

Glycerol

Vetzuren

Onverteerbare resten

Amylase

Protease

Lipase

Lipase

Worden niet afgebroken

26. Wat wordt beïnvloed door vitamine C?

1. bloedstolling
2. collageenvorming
3. gezichtsvermogen

27. Welke mineralen en vitaminen zijn nodig voor de botvorming?

1. Calcium en natrium
2. Calcium en vitamine D
3. Natrium en vitamine D

28. Waarvoor speelt natrium in het lichaam een belangrijke rol?

1. Voor de productie van spijsverterings-enzymen
2. Voor de vorming van rode bloedcellen
3. Voor de waterhuishouding

29. Waarop hebben zwavelhoudende voedingsmiddelen invloed?

1. Op de darmperistaltiek
2. Op de waterhuishouding
3. Op het verhoorningsproces

30. Welk mineraal is nodig voor de vorming van hemoglobine?

1. Fluor
2. Natrium
3. IJzer

30. Welk mineraal is nodig voor de vorming van hemoglobine?

1. Fluor
2. Natrium

31. Welke vitaminen zijn in vet oplosbaar?

1. Vitaminen C en D
2. Vitaminen C en E
3. Vitaminen D en E

32. Wat wordt beïnvloedt door vitamine K?

1. bloedstolling
2. collageenvorming
3. gezichtsvermogen

33. Wat wordt beïnvloed door vitamine A?

1. beendervorming
2. bloedstolling
3. gezichtsvermogen

34. Waaruit bestaat de ingeademde lucht voor het grootste deel?

1. Koolstofdioxide
2. Stikstof
3. Zuurstof

35. Op welk moment kan je het beste een klap op je buik opvangen?

1. Tijdens de inademing, want dan zijn de buikspieren gespannen
2. Tijdens de inademing, want dan zijn de buikspieren ontspannen
3. Tijdens de uitademing, want dan zijn de buikspieren gespannen

36. Wat is de belangrijkste functie van trilhaar in de luchtpijp?

1. opvangen van stof uit de ingeademde lucht
2. transporteren van slijm met daarin opgenomen stof
3. verwarmen van ingeademde lucht

37. Hoe is de luchtpijp opgebouwd?

1. Uit hoefijzervormige kraakbeenringen
2. Uit ronde kraakbeenringen
3. Uit stevige bindweefselschijven

38. Wat is de stand van het strottenklepje of de huig tijdens de inademing?

1. Dan is het strottenklepje naar boven gericht waardoor de luchtpijp open is
2. Dan sluit de huig de luchtpijp af
3. Dan sluit het strottenklepje de luchtpijp af

39. Waar bevindt zich de luchtpijp?

1. Achter de slokdarm
2. Rechts naast de slokdarm
3. Voor de slokdarm

40. Zet in de juiste volgorde:

1

2

3

4

5

6

Mondholte

Keelholte

Slokdarm

Maag

Dunne darm

Dikke darm

41. Waar in het lichaam wordt de ademhaling geregeld?

42. Zuurstof:
Ingeademde lucht 20%
Uitgeademde lucht 16%

1. Waar
2. Niet waar

43. Koolstofdioxide:
Ingeademde lucht 4%
Uitgeademde lucht 0.03%

1. Waar
2. Niet waar

Poeh dat was het!
Hoe vond je het gaan?

Fantastisch

Goed

Mwah

Slecht

Episch slecht