Je wilt over 2 jaar een auto kopen die nu €13.940,- kost. Je hebt nog steeds €9.500,- gespaard. Neem aan dat de prijs van de auto over 2 jaar 10% gestegen is. Hoeveel moet je dan maandelijks opzijleggen?
Slide 5 - Question ouverte
Uitwerking
€13.940 / 100 = €139,40 x 10% = €1394,00
€13.940 + €1394,00 = €15.334,00
€15.334,00 - €9.500 = €5.834,00
€5.834,00 / 24 maanden = €243,08 per maand
Slide 6 - Diapositive
Aandeel
Obligatie
rendement is dividend
Rendement is rente
Je koopt een gedeelte van een bedrijf
Je leent geld uit aan een bedrijf of de overheid
Slide 7 - Question de remorquage
Wanneer ben je eigenaar bij huurkoop?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt
Slide 8 - Quiz
Leerdoelen:
1. Je kent de stof van hoofdstuk 2
HUISWERK: Alles van hoofdstuk 2
Slide 9 - Diapositive
Paragraaf 1
Geld telt!
Slide 10 - Diapositive
Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.
Slide 11 - Diapositive
Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.
Slide 12 - Diapositive
Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld.
Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.
Slide 13 - Diapositive
Geldsoorten
Er zijn twee soorten geld:
chartaal geld
giraal geld
Slide 14 - Diapositive
Paragraaf 2
Betalen en bankieren!
Slide 15 - Diapositive
Betaalpas
Met een betaalpas of je mobiel kan je contactloos betalen tot €25,00 bij een betaalautomaat. Je kan hiermee onbeperkt pinnen bij een pinautomaat.
Slide 16 - Diapositive
Creditcard
De creditcardmaatschappij schiet het geld voor. Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.
Slide 17 - Diapositive
Saldo:
het bedrag dat op je bankrekening staat
DEB = debetsaldo:
het is een negatief saldo -> de bank heeft geld van jou te goed
CR = creditsaldo:
het is een positief saldo -> je hebt geld tegoed van de bank
Slide 18 - Diapositive
Creditsaldo
positief saldo
geld op je rekening
hier krijg je creditrente over, wat positief is!
Debetsaldo
negatief saldo
geld tekort op je rekening
hier krijg je debetrente over, wat negatief is!
Slide 19 - Diapositive
Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.
timer
4:00
Slide 20 - Diapositive
Uitwerking
Creditsaldo = €523,80
Kleding = - €224,00 (€125 + €99)
Salaris = + €126,40
Abonnement = - €25,00
Nieuwe saldo = €401,20
Slide 21 - Diapositive
Paragraaf 3
Sparen met profijt!
Slide 22 - Diapositive
Redenen om te sparen:
sparen voor een doel (nieuwe scooter)
sparen uit voorzorg (geld achter de hand hebben)
sparen voor de rente (om meer geld te krijgen van de bank)
Slide 23 - Diapositive
Hoeveel rente krijg je?
Dat is afhankelijk van de grootte van het bedrag, en van de tijd dat je het op de bank laat staan.
Slide 24 - Diapositive
Stel: jij hebt 9000 euro op de bank staan. De bank geeft je 2,3 % per jaar. Hoeveel rente ontvang jij dan van de bank?
Slide 25 - Question ouverte
Uitwerking
€9.000 / 100 = €90 x 2,3% = €207
€9.000 + €207 = €9.207,00
Slide 26 - Diapositive
Spaarvormen
Verschillende soorten spaarvormen.
Opvraagbaarheid van het spaartegoed, denk hierbij aan de looptijd.
Hoe langer de looptijd, hoe hoger het rentepercentage.
Slide 27 - Diapositive
Welk nadeel heeft het depositosparen van de ABN-AMRO?
Slide 28 - Question ouverte
Koopkracht in de toekomst:
Het is aantrekkelijk om je geld uit te geven, want je profiteert van de dingen die je ervan koopt. Maar sparen heeft ook voordelen.
Als je spaart, gebruik je maar een deel van je koopkracht om in de toekomst extra koopkracht te hebben. Sparen geeft meer koopkracht in de toekomst.
Koopkracht
Hoeveel je in de toekomst kunt kopen van je geld.
Slide 29 - Diapositive
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.
Je koopkracht hangt af van:
je inkomsten;
de prijzen.
Slide 30 - Diapositive
Inflatie
Slide 31 - Diapositive
Je wilt over 2 jaar een auto kopen van €13.940,-. Je hebt nu €9.500,- gespaard. Hoeveel moet je maandelijks opzijleggen om over twee jaar die auto te kunnen kopen?
Slide 32 - Question ouverte
Uitwerking
€13.940 - €9.500 = €4.440
€4.440 / 24 maanden = €185,00 euro per maand.
Slide 33 - Diapositive
Aan de slag!
Wat? Ga verder met je PO of met hoofdstuk 2
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn