markten en overheid formatieve toets

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

welke doelstelling streeft de monopolist na

De marktvorm volledige mededinging heeft de volgende 4 kenmerken
Welk antwoord is onjuist?

1. doorzichtige markt
2. heterogeen product
3. veel vragers en aanbieders
4. vrije toe- en uittreding

De telefoniemarkt kent maar weinig spelers.
Van welke marktvorm is hier sprake

Twee beweringen over volkomen concurrentie.
I. Op de markt van volkomen concurrentie is er sprake van een heterogeen goed.
II. Op de markt van volkomen concurrentie heeft de individuele aanbieder geen invloed op de prijs. Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

Telefoonopladersmarkt De Europese Unie heeft regels opgesteld zodat er een type telefoonoplader komt, dat op alle telefoontoestellen past. Deze markt kan beschouwd worden als een markt van volkomen concurrentie. Op deze markt gelden de volgende vraag- en aanbodverhoudingen:
A1: Qa = 3P– 30 P = prijs van een telefoonoplader in euro's.
V1: Qv = -2P + 50 Qa = aangeboden aantal telefoonopladers in de EU in miljoenen stuks per jaar.
Qv = gevraagde aantal telefoonopladers in de EU in miljoenen stuks per jaar. Bereken de marktprijs

De prijselasticiteit van de vraag naar telefoonopladers bedraagt -2.
Twee beweringen hierover.
I. Als de prijs stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid naar telefoonopladers relatief minder.
II. Als de prijs daalt, daalt de omzet van telefoonopladers. Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is fout en II is goed
3. I is goed en II is fout
4. Beide zijn fout

Geef aan in welke geval(len) er sprake is van verzonken kosten.

1. Een opleiding tot Operator van een specialistische machine.
2. Aanschaf van een koelvrachtwagen.
3. Aanschaf van een bus.
4. Aanleg van een fietspad.

Vul in: Als de productie van nu niet ten koste gaat van de productiemogelijkheden in de toekomst spreken we van
......... ........... .(een spatie tussen de woorden)

Geef aan of het goed collectief, individueel of quasi-collectief is in Nederland. Theater.

1. collectief
2. individueel
3. quasi-collectief

De prijs van € 500 noemen we een

Ga nu opgave 3 maken Zo goud als een garnaal

Je mag samenwerken, heb je vragen stel ze mij.

Ga uit van de theorie en pas op dat de vraag je niet op het verkeerde been zet. Goed lezen is het halve werk. Je mag accentueren. Als het goed is liggen de opdrachten in 142 als je ze vergeten halen bent gisteren.

Ben je klaar ga dan verder met opgave 5 stimuleren zonder effect.