Herhaling H1 t/m H4.2

Herhaling H1 t/m H4.2
Lesbrief Markt en Overheid
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H1 t/m H4.2
Lesbrief Markt en Overheid

Slide 1 - Diapositive

Twee beweringen over volkomen concurrentie.

1. Op de markt van volkomen concurrentie is er sprake van een heterogeen goed.
2. Op de markt van volkomen concurrentie heeft de individuele aanbieder geen invloed op de prijs.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 2 - Quiz

Een ondernemer kan kortingen bedingen bij zijn leverancier als hij meer bestelt.

In zo'n geval zijn de grondstofkosten ...
A
proportioneel variabel.
B
degressief variabel.
C
progressief variabel.
D
per product constant.

Slide 3 - Quiz

Bij volkomen concurrentie geldt:

1. P = GO
2. MO = GO

A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 4 - Quiz

Twee beweringen over productdifferentiatie.

I. Productdifferentiatie verlaagt de klantenbinding.
II. Het verlenen van service is een voorbeeld van productdifferentiatie.

A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 5 - Quiz

Gegeven de collectieve vraagfunctie Qv = -80P + 1000. Daarbij staat Qv voor de gevraagde hoeveelheid in miljoenen stuks en P voor de prijs in euro's per stuk.

Op deze markt zijn slechts twee aanbieders actief, die afgesproken hebben hun gezamenlijke omzet zo groot mogelijk te maken.

Deze markt noemen we een ........... .......... .
A
Heterogeen duopolie
B
Homogeen duopolie
C
Heterogeen oligopolie
D
Homogeen oligopolie

Slide 6 - Quiz

Op een markt van volledige mededinging worden telefoonopladers gevraagd en aangeboden.
Er geldt de volgende vraagvergelijking: Qv = -2P + 50
P is de prijs in euro's en Qv is de gevraagde hoeveelheid in miljoenen stuks.

Door een aanbodverschuiving daalt de prijs van € 20 naar € 18.

Bereken de prijselasticiteit van de vraag.

Slide 7 - Question ouverte

De prijselasticiteit van de vraag naar telefoonabonnementen bedraagt -0,6. Twee beweringen hierover.

I. Als de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid naar telefoonabonnementen relatief minder.
II. Als de prijs stijgt, stijgt de omzet van telefoonabonnementen.

A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 8 - Quiz

Op de volgende twee marktvormen kunnen de producten heterogeen zijn:
A
volkomen concurrentie en oligopolie.
B
volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie.
C
monopolistische concurrentie en oligopolie.
D
volkomen concurrentie en monopolie.

Slide 9 - Quiz

Bij welke marktvorm heeft een producent de meeste macht?
A
Volkomen concurrentie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie

Slide 10 - Quiz

De twee grootste tandpastaproducenten hebben iets meer dan de helft van de wereldmarkt in handen. Zij produceren en verkopen tandpasta in verschillende varianten.

Welke marktvorm heeft de wereldhandel in tandpasta?
A
Monopolie
B
Heterogeen oligopolie
C
Homogeen oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 11 - Quiz

Welke marktvormen hoort bij de volgende kenmerken:
* veel vragers en veel aanbieders
* doorzichtige markt
* homogeen product
* vrije toetreding en uittreding.

Slide 12 - Question ouverte

Twee beweringen over maximumprijs.

I. Een maximumprijs leidt tot een aanbodtekort.
II. Een aanbodtekort vereist aanvullende maatregelen om het aanbod te verdelen/distribueren en/of te stimuleren.

A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 13 - Quiz

Vraag en aanbod van een bepaald type pen worden beschreven in de onderstaande functies:
Qv = -P + 5,5
Qa = 0,5P - 2

Qa is de aangeboden hoeveelheid in miljoenen stuks. Qv is de gevraagde hoeveelheid in miljoenen stuks. P is de prijs in euro's.

De overheid stelt een garantieprijs vast van € 5,20. Welke bewering is juist?
A
De garantieprijs is een minimumprijs, want hij ligt boven de evenwichtsprijs.
B
De garantieprijs is een minimumprijs, want hij ligt onder de evenwichtsprijs.
C
De garantieprijs is een maximumprijs, want hij ligt boven de evenwichtsprijs.
D
De garantieprijs is een maximumprijs, want hij ligt onder de evenwichtsprijs.

Slide 14 - Quiz

Vraag en aanbod van een bepaald type pen worden beschreven in de onderstaande functies:
Qv = -P + 5,5
Qa = 0,5P - 2

Qa is de aangeboden hoeveelheid in miljoenen stuks. Qv is de gevraagde hoeveelheid in miljoenen stuks. P is de prijs in euro's.

De overheid stelt een garantieprijs vast van € 5,20. Het gevolg is een aanbodoverschot van ...
A
100.000 stuks.
B
200.000 stuks.
C
300.000 stuks.
D
600.000 stuks.

Slide 15 - Quiz

De overheid kan zowel de vraag als het aanbod van bepaalde goederen stimuleren door ......
A
het heffen van accijnzen.
B
het instellen van een maximumprijs.
C
het instellen van een minimumprijs.
D
het geven van subsidies.

Slide 16 - Quiz