1x3 (17/4) Grammatica woordsoorten blok 4

Welkom bij Nederlands
- Ga zitten
- Telefoon weg
- Boek, schrift, pen op tafel
- Over 5 minuten stil, dan start de les!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands
- Ga zitten
- Telefoon weg
- Boek, schrift, pen op tafel
- Over 5 minuten stil, dan start de les!

Slide 1 - Diapositive

Programma
Instructie persoonlijk vnw
5 minuten
Quiz
10 minuten
Aan de slag
20 minuten
Nakijken
5 minuten
Groepsopdracht binnen
10 minuten
Groepsopdracht buiten
20 minuten
Nakijken
5 minuten

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Na deze les weet je wat persoonlijke voornaamwoorden zijn.

Na deze les kun je persoonlijke voornaamwoorden herkennen in een zin.

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Wat is een persoonlijk 
voornaamwoord?

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Diapositive

'het' als persoonlijk voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 9 - Quiz

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 10 - Quiz

'Haar' is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 12 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 13 - Quiz

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 14 - Quiz

Wat is het pers.vnw in de zin:
"Wat is het persoonlijk voornaamwoord?"
A
Hij
B
Iedereen
C
Het
D
Niets

Slide 15 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
Hem
D
Zij, hem

Slide 16 - Quiz

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.

Slide 17 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 18 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote

Slide 19 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival

Slide 20 - Question de remorquage



Maken
Grammatica blok 4:

Opdracht 11 t/m 14
+
lezen blz 191



Klaar?
Maak de oefeningen op Cambiumned


Opdrachten maken
timer
20:00

Slide 21 - Diapositive

Groepsopdracht

Ieder groepje krijgt 5 knipvellen

Je houdt woorden over!
Probeer die te sorteren
Maak stapeltjes met:
1. lidwoorden
2. werkwoorden
3. bijvoeglijk naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord
5. zelfstandig naamwoord
6. voorzetsels


timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

NAAR BUITEN
LET OP: 7, 9, 10 en 12 zijn woordsoorten die we nog niet behandeld hebben. Invullen mag, maar hoeft niet.


Slide 23 - Diapositive