Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Leerdoel
Je weet wat bijdraagt aan effectieve samenwerking in een team.
Je herkent je eigen en elkaars 'sterke' punten
Je kunt uitleggen hoe iemands gedrag de samenwerking in een team kan versterken of verzwakken
Slide 2 - Diapositive
Verschillende soorten teams
werk/stage
sportclub
school
verenigingen
.........
Van welke teams maak jij deel uit?
Slide 3 - Diapositive
Een team is een team als...
iedereen hetzelfde wil bereiken
iedereen de taken met elkaar afstemt
iedereen elkaar helpt
iedereen kan doen waar hij goed in is
iedereen bereid is naar elkaar te luisteren
Slide 4 - Diapositive
Toren bouwen
teams van 3 personen + 1 observant
bouw een zo hoog mogelijke toren
overleg de aanpak met elkaar
verdeel de rollen en taken
30 minuten
Slide 5 - Diapositive
Hoe werkten jullie samen?
hoe tevreden zijn jullie over het resultaat?
hoe verliep de samenwerking?
wat waren moeilijke momenten tijdens het bouwen?
op welke momenten liep de samenwerking goed?
hoe kwam dat?
vul aan: samenwerken is belangrijk omdat .....
p.243 oefenboek
Slide 6 - Diapositive
Stelling
Een team met allemaal verschillende 'types' leidt tot 'oorlog'.
Waarom wel /niet?
Slide 7 - Diapositive
Teamrollen (Belbin)
Uitgangspunt: mensen handelen vanuit 3 basisbehoeften:
Denkers: willen goed nadenken voordat ze iets doen
Doeners: willen (direct) aan de slag
Mensgericht: willen vooral met anderen samenwerken
Slide 8 - Diapositive
Wat voor type ben jij?
iemand die snel knopen doorhakt
iemand die volgens regels en afspraken werkt
iemand die goed kan plannen en organiseren
iemand die gemakkelijk contact legt en veel praat
Slide 9 - Diapositive
Hoe zie jij je klasgenoten?
Slide 10 - Diapositive
(H)erken jezelf en elkaar
Verdeel de klas in 3 groepen
Elke groep krijgt een stapel kaarten met sterke punten en valkuilen
Om de beurt trekt iemand een kaart en kent deze toe aan degene bij wie hij/zij de eigenschap op deze kaart het beste vindt passen. Vertel erbij waarom.
Ga door tot alle kaarten uitgedeeld zijn, of tot de tijd voorbij is (20 minuten)
Noteer voor jezelf alle eigenschappen die je ontvangt.
Wat valt op aan het einde van de ronde? (mensen met veel of juist heel weinig kaarten bijv.?)
Bespreek per persoon in de groep welke eigenschappen je bij jezelf wel (en misschien ook niet) herkent. Wat vinden de anderen?
Pak vervolgens 1 kaart uit je eigen stapel met een eigenschap waar je wel iets minder van wil hebben. Vraag aan de groepsleden wat jij daarvoor nodig zou hebben.