Grammatica zinsdelen §3 ng les 3

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* herhaling gr.zd klas 1
* C5 §3 zinsdelen ng
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

timer
10:00
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* herhaling gr.zd klas 1
* C5 §3 zinsdelen ng
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Snel antwoord!
Wat is het verschil tussen ng en wg?
  • Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).
  • Een werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand (of iets) dóét.

Slide 2 - Diapositive

Lesopdrachten vorige les
§3 opdracht 1 t/m 3

of

Atheneum-lesopdrachten


Slide 3 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww uit de zin. 
Het belangrijkste ww = is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Het naamwoordelijk deel (nw.deel) = een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het kww koppelt de eigenschap aan het onderwerp.


Slide 4 - Diapositive

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
- Is /wordt het onderwerp iets?
- Is er een koppelwerkwoord in de zin?
- Als het onderwerp iets is/wordt, 
stel de vraag: Wat + pv + ond + overige ww?
KWW
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen

Slide 5 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde =
pv + [nw.deel] + overige werkwoorden

Slide 6 - Diapositive

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 7 - Diapositive

Opdracht
Keuze:

1. Maak van §3 opdracht 1 t/m 3.
2. Maak de lesopdrachten die vooraan liggen. (atheneumroute)
Aan het einde van de les heb je of keuzeopdracht 1 of 2 af!

Je mag zachtjes met elkaar overleggen.

Ben je klaar? Dan maak je opdracht 4 van §3 grammatica en lees je de theorie van §5 en maak je opdracht 1 en 2 van §5.



timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Welke vragen heb je nog?

Slide 9 - Question ouverte

Wat hebben we deze les gedaan?

Slide 10 - Question ouverte

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 11 - Question ouverte

Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 12 - Sondage

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage