In een tekst staan
heel veel zinnen. Dat zijn niet zomaar losse zinnen. De zinnen hebben iets met
elkaar te maken. Er zijn verbanden
tussen de zinnen.
Er zijn speciale woorden waaraan je kunt zien dat er een verband is. Deze speciale woorden noem
je signaalwoorden.
De signaalwoorden zeggen je:
Let op! Er komt nu
een verband aan.
Als je weet welk verband er tussen zinnen is, begrijp je de tekst beter.
_______________________________________________________________
In de tekst over het 15 miljoenste zwemdiploma staan een
paar opsommingen. Er worden dan een paar
dingen genoemd die bij elkaar horen.
Hoe zie je dat er
een opsomming wordt gegeven?
Dat kun je zien aan
de volgende signaalwoorden: en, ook, verder, bovendien, niet alleen
… maar ook …
Bijvoorbeeld: Dat bestaat uit drie losse diploma’s: A, B en C.
Het signaalwoord en vertelt je dat er meer dan één
diploma is en welke diploma’s het zijn. Er is diploma A, diploma B en ook
diploma C.