Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is een orgaan?
Slide 2 - Question ouverte
Wat is een weefsel?
Slide 3 - Question ouverte
Bij welk organenstelsel horen je longen?
Slide 4 - Question ouverte
Bij welk organenstelsel horen je darmen?
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot: weefsel - organisme - orgaan - cel - organenstelsel.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is de functie van de kleine schroef?
Slide 8 - Question ouverte
Wat is de functie van het diafragma?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Hoe kun je ervoor zorgen dat er geen luchtbellen in het preparaat komen?
Slide 11 - Question ouverte
Noem de verschillen tussen dierlijke en plantaardige cellen.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is de functie van een celwand?
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Noem drie voorbeelden van dierlijke cellen.
Slide 15 - Question ouverte
Marieke bekijkt een cel onder de microscoop. Ze weet nog niet of dit een dierlijke of plantaardige cel is. Ze ziet een celwand. Bekijkt Marieke een dierlijke of plantaardige cel? Leg je antwoord uit.
Slide 16 - Question ouverte
In de celkern van cellen liggen chromosomen. Zijn de chromosomen te zien? Leg je antwoord uit.
Slide 17 - Question ouverte
In veel plantencellen liggen bladgroenkorrels. Noem twee functies van bladgroenkorrels.