Geld

Geld
Het ontstaan, de eisen, de functies
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Geld
Het ontstaan, de eisen, de functies

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waarom was ruilhandel niet handig?

Slide 5 - Question ouverte

Waarom waren schelpen niet handig om als geld te gebruiken?

Slide 6 - Question ouverte

Waarom was zout niet handig om als geld te gebruiken?

Slide 7 - Question ouverte

Welke van onderstaande eisen zijn volgens jou voorwaarden voor geld?
A
het moet houdbaar zijn
B
het moet moeilijk na te maken zijn
C
men moet er vertrouwen in hebben
D
het moet makkelijk deelbaar zijn

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Stel ik krijg €100. Daarvan maak ik €75 over naar mijn spaarrekening, voor €20 koop ik mc Donalds en €5 blijft staan. Welk bedrag hoort waar?
oppotmiddel
ruilmiddel
betaalmiddel
rekenmiddel
spaarmiddel
€75
€20
€5

Slide 10 - Question de remorquage

Omdat ik aan het appen was op de fiets kreeg ik een boete van €75. Verder heb ik uitgerekend dat ik voor €20 aan sieraden wil kopen en €5 stop ik in mijn spaarpot. Wat is de functie van dit geld?
oppotmiddel
ruilmiddel
betaalmiddel
rekenmiddel
spaarmiddel
€75
€20
€5

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Diapositive

Stel ik heb €100. Ik wil daar armbandjes van kopen die €20 per stuk kosten. Wat is de nominale en wat is de reële waarde van mijn geld?
A
nominaal €100 reëel € 20
B
reëel €100 nominaal €20
C
nominaal €100 reëel 5
D
reëel €100 nominaal 5

Slide 13 - Quiz

De intrinsieke waarde van geld is hoger dan de nominale waarde van geld.
A
Waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Vroeger kon je geld inruilen tegen goud. Nu niet meer. Geld is namelijk tegenwoordig ...
A
fiduciair
B
intrinsiek
C
extrinsiek
D
nominaal

Slide 15 - Quiz

Chartaal of giraal geld?
Chartaal = munten + bankbiljetten
giraal = geld op betaalrekening (dus niet op je spaarrekening)

Slide 16 - Diapositive

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 17 - Quiz

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 18 - Quiz

Geld dat op je bankrekening staat, wordt ook wel giraal geld genoemd.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

nu zelf aan het werk
maken 
opgave 6.1 t/m 6.3 
opgave 7.1 en 7.2

Slide 20 - Diapositive