Hfdstkkn Lezen

Welk tekstdoel hoort er bij de tekstvorm 'Nieuwsbericht'?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
1 / 43
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welk tekstdoel hoort er bij de tekstvorm 'Nieuwsbericht'?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 1 - Quiz

OOK weegt een koffiebeker van piepschuim minder dan papier waardoor het vervoeren goedkoper en milieuvriendelijker is.
Welk tekstverbanden geeft 'ook' in de eerste zin aan?
A
ook = opsomming
B
ook = tegenstelling
C
ook = oorzaak
D
ook = toelichting of uitleg

Slide 2 - Quiz

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter

Slide 3 - Question de remorquage

TEKSTDOELEN
Belangrijkste tekstdoelen:

  1. informeren: gegevens verstrekken; 
  2. uiteenzetten: uitleggen hoe iets in elkaar zit;
  3. overtuigen: betogen, een mening naar voren brengen, ondersteund met argumenten;
  4. beschouwen: een onderwerp van verschillende kanten belichten;
  5. activeren: aansporen tot handelen;
  6. amuseren: vermaken

Slide 4 - Diapositive

Welke functies kun je tegenkomen in het slot?

Slide 5 - Question ouverte

soorten argumenten
  • objectieve argumenten-> feiten, gegevens uit onderzoek


  • subjectieve argumenten-> mening, vermoeden, voorspelling



Slide 6 - Diapositive

opbouw betoog
  • inleiding: mening over onderwerp
  • kern: argumenten->mening
  • slot: conclusie of samenvatting


Slide 7 - Diapositive

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

De papieren beker lijkt op het eerste gezicht een minder slecht alternatief, maar er klinken ook andere geluiden. ZO kost de papierindustrie veel schoon drinkwater en regenwoud.
Welk tekstverband geeft 'zo' in de tweede zin aan?
A
conclusie
B
oorzaak-gevolg
C
reden of verklaring
D
toelichting of voorbeeld

Slide 9 - Quiz

inleiding
kern
slot
aanleiding
stelling
anekdote
conclusie
samenvatting
uitwerking
argument
constatering
afweging
aanbeveling
oorzaken
gevolgen

Slide 10 - Question de remorquage

Conclusie: (- maak een afweging tussen de argumenten voor en tegen
- herhaal je standpunt)

Slide 11 - Question ouverte

Signaalwoorden
De signaalwoorden helpen ons bij het herkennen van verbanden:
* reden: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
* tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
* conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
* oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
* opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook
* voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen
* doel-middel: om te, opdat, door middel van, daarmee, om, waarmee

Slide 12 - Diapositive

BETOOG


  • schrijver geeft mening over onderwerp
  • Gebruikt argumenten om lezer te overtuigen

Slide 13 - Diapositive

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, amuseren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst

Slide 14 - Quiz

Waar vind je de hoofdgedachte in een tekst?

Slide 15 - Question ouverte

Lezen Tekstverbanden en signaalwoorden
Een tekstverband geeft aan wat de verschillende tekstdelen met elkaar te maken hebben. Welke relatie is er tussen deze delen?
Signaalwoorden geven dat verband, die relatie, de samenhang tussen de tekstdelen aan. 
Als je dus signaalwoorden herkent, helpt je dat bij het herkennen van de tekstverbanden.

Slide 16 - Diapositive

Objectief
Subjectief
bevooroordeeld
feitelijk
neutraal
partijdig
persoonlijk
zakelijk
ingezonden brief
nieuwsbericht
uiteenzetting
betoog

Slide 17 - Question de remorquage

Functiewoorden
Functiewoorden

Slide 18 - Diapositive

Ingezonden brief in een krant is vaak een betoog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Noem minimaal een argument tegen:

Slide 20 - Question ouverte

Welk tekstdoel hoort bij beschrijving en welk tekstdoel bij beoordeling?

Slide 21 - Question ouverte

Voer voor verwarring
Eet geen brood. Veel sporten is slecht voor je. Rode wijn is gezond. Of nee, wacht, juist niet. Waarom zijn adviezen over gezondheid vaak zo tegenstrijdig?
Op een feestje raakte ik ooit aan de praat met Bob. Slimme vent, leuke baan. Bob lette op zijn voeding, zei hij. Want, hij dempte zijn stem, hij had last van verstopping. Sinds kort at hij geen brood meer, maar speltmuesli. ‘Brood is slecht voor je darmen’, legde hij uit. ‘Ja, maar,’ zei ik, betweterig als ik ben, ‘er zitten toch ook vezels in brood. Die zijn juist goed tegen verstopping.’ ‘O, oké,’ mompelde Bob.
anekdote
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
vraagstelling
argument
definitie
oplossing
weerlegging

Slide 22 - Question de remorquage

Kan in een betoog objectieve informatie staan? Leg uit.

Slide 23 - Question ouverte

Waar of niet waar? Leg uit.
Subjectieve informatie is per definitie onbetrouwbaar.

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

kritisch lezen

De lezer vraagt zich af tijdens het lezen van de tekst:

- is de informatiebron betrouwbaar?

- is de schrijver deskundig?

- is de informatie waar?


De lezer weegt vooral de argumenten kritisch.

Slide 26 - Diapositive

tekstdoel en tekstsoort
tekstdoel
tekstsoort
voorbeeld
informeren
informatieve tekst
nieuwsbericht

overtuigen
tekst met een mening
recensie

activeren
activerende tekst
advertentie

amuseren
amuserende tekst
verhaal, strip

Slide 27 - Diapositive

Soorten informatieve teksten
nieuwsbericht
de krant, actueel
uiteenzetting
uitleg over een onderwerp
interviewverslag
verslag van een vraaggesprek
handleiding
Hoe moet je iets doen/ gebruiken?

Slide 28 - Diapositive

tegenargument
De schrijver benoemt eerst een argument tegen de mening. Hij probeert het argument tegen de mening te weerleggen.

Slide 29 - Diapositive

Leg uit dat in een filmbespreking altijd sprake is van twee tekstdoelen.

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen objectieve en subjectieve informatie?

Slide 31 - Question ouverte

Welke functies kun je tegenkomen in de inleiding?

Slide 32 - Question ouverte

Noem minimaal 2 argumenten voor:

Slide 33 - Question ouverte

Wat is objectieve informatie?
De schrijver geeft zijn mening niet
Hij is neutraal en heeft het alleen over feiten.
Voorbeelden: Wikipedia, nieuwsbericht

Slide 34 - Diapositive

Voorbeeld stelling:


Op scholen moet het dragen van een uniform verplicht worden


Slide 35 - Diapositive

Nieuwsbericht
Overige tekstvorm
Het klimaatprobleem
Auro rijdt water in langs snelweg
De tien populairste zangers van Nederland
Zin en onzin van spaaracties
Nederland niet naar WK
Ambtenaar op straat aangevallen
Moet de Paus de regels aanpassen?

Slide 36 - Question de remorquage

De papieren beker lijkt op het eerste gezicht een minder slecht alternatief, MAAR er klinken ook andere geluiden.
Welk tekstverband geeft 'maar' aan?
A
doel-middel
B
opsomming
C
tegenstelling
D
toelichting of voorbeeld

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Vidéo

Welk tekstdoel past bij een schoolboek?
A
amuseren
B
activeren
C
uiteenzetten (uitleggen)
D
overtuigen

Slide 39 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
argument
weerlegging
samenvatting
conclusie
aanleiding
definitie
voorbeeld
constatering
uitwerking
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
omschrijving van wat er met een bepaald verschijnsel wordt bedoeld
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
reden waarom iemand iets vindt
argument van ander wordt ontkracht
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande

Slide 40 - Question de remorquage

Daarnaast kost het maken van een papieren beker tweeënhalf keer zo veel energie als een beker van piepschuim.

Welk signaalwoord van het verband opsomming zie je in deze zin?
A
daarnaast
B
zo
C
er staat geen signaalwoord van een opsomming in
D
zo ... als

Slide 41 - Quiz

Functies van tekstgedeelten
Tekstgedeelten hebben een eigen functie in de tekst. Die functie kan je samenvatten in één woord, bijvoorbeeld constatering, conclusie of gevolg. Let op! Soms verwarren leerlingen functiewoorden met signaalwoorden. Signaalwoorden geven verbanden aan en worden letterlijk in de tekst genoemd; functiewoorden (meestal) niet!

Slide 42 - Diapositive

Relaties tussen tekstdelen
Functies van inleiding en slot heb je al gehad. 
Alinea's in de kern hebben ook een functie. 
Functiewoorden: geven aan wat functie is tov voorafgaand/ volgend tekstdeel. 
Signaalwoorden helpen je bij het herkennen van de functies. 

vwo: blz. 106

Slide 43 - Diapositive