Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Verbanden en Signaalwoorden
Welkom bij de leg Volg de regels
-telefoon in de tas
-stilte
-als ik praat zijn jullie stil
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat verbanden en signaalwoorden zijn en hoe je deze herkent in een tekst.
Slide 2 - Diapositive
Introduceer het leerdoel van de les aan de studenten.
Wat weet je al over verbanden en signaalwoorden?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Verbanden in een tekst
Er zijn zes verbanden die in een tekst kunnen voorkomen. Drie daarvan zijn: opsomming, tegenstelling en voorbeeld. De andere drie zijn: tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg en vergelijking.
Slide 4 - Diapositive
Leg uit wat verbanden zijn en introduceer de zes verbanden die in een tekst kunnen voorkomen.
Signaalwoorden bij tijdsvolgorde
Signaalwoorden die duiden op tijdsvolgorde zijn: vroeger, later, пи, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels en sinds.
Slide 5 - Diapositive
Leg uit wat tijdsvolgorde is en geef voorbeelden van signaalwoorden die hierbij horen.
Voorbeeld van tijdsvolgorde
Eerst bereikten de Nederlandse voetbalvrouwen de kwartfinale, daarna gingen ze door naar de halve finale en vervolgens wisten ze de finale te winnen!
Slide 6 - Diapositive
Geef een voorbeeld van tijdsvolgorde en laat de studenten de signaalwoorden herkennen.
Signaalwoorden bij oorzaak-gevolg
Signaalwoorden die duiden op oorzaak-gevolg zijn: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor en ten gevolge van.
Slide 7 - Diapositive
Leg uit wat oorzaak-gevolg is en geef voorbeelden van signaalwoorden die hierbij horen.
Voorbeeld van oorzaak-gevolg
Doordat de Nederlandse voetbalvrouwen goed speelden, wisten ze de finale te winnen.
Slide 8 - Diapositive
Geef een voorbeeld van oorzaak-gevolg en laat de studenten de signaalwoorden herkennen.
Lay-out van een tekst
Een tekst heeft een bepaalde opmaak of lay-out. De titel, de tussenkopjes, het lettertype, de lettergrootte, het gebruik van kolommen en de tekstkleur bepalen de lay-out.
Slide 9 - Diapositive
Leg uit wat de lay-out van een tekst inhoudt en welke elementen hierbij horen.
Functies van afbeeldingen
Een afbeelding kan verschillende functies hebben, zoals: de aandacht van de lezer trekken, nieuwe informatie aan de tekst toevoegen, informatie uit de tekst duidelijker maken of benadrukken en de lezer aansporen om iets te doen.
Slide 10 - Diapositive
Leg uit welke functies afbeeldingen in een tekst kunnen hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.