Teksten en beelden over de werkelijkheid, met feiten over echte mensen en gebeurtenissen, niet verzonnen, bedoeld om je te informeren.
krantenbericht, tijdschriftartikel,
studieboek, informatief boek, journaal, documentaire, tekst op Wikipedia
Slide 2 - Diapositive
fictie
non-fictie
gedicht
teksten over de werkelijkheid
verzonnen verhalen
doel:
informeren
tijdschriftartikel
stripverhaal
studieboek
doel:
vermaken
Slide 3 - Question de remorquage
hoofdpersonen
bijfiguren
De belangrijkste persoon in het verhaal (soms zijn er meer hoofpersonen in een boek).
Deze personen zijn minderbelangrijk en je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersoon.
Deze persoon wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen.
Een bijfiguur heeft een bepaalde rol in het verhaal. De bijfiguur kan een helper of tegenstander zijn.
Deze persoon heeft een belangrijkprobleem of een opdracht of een doel.
Een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem.
Een tegenstander maakt het de hoofdpersoon vaak moeilijk.
Slide 4 - Diapositive
Boy 7 Mirjam Mous
Slide 5 - Diapositive
De ik-figuur in het boek Boy 7 is de hoofdpersoon. Hij heeft een groot probleem. Wat is dat probleem?
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Welke bijfiguren leer je kennen in dit stukje. Wie zijn de helper(s) en wie de tegenstander(s)?
Slide 8 - Question ouverte
Dit maakt een verhaal realistisch.
Dit maakt een verhaal minder realistisch.
Mensen lijken echt in wat ze denken, doen en zeggen.
Mensen lijken onecht in wat ze denken, doen of zeggen.
De omgeving lijkt echt.
De wereld is verzonnen.
Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.
Gebeurtenissen zijn wel heel erg toevallig.
Er komen mensen en plaatsen in voor die echt (hebben) bestaan.
Er komen verzonnen wezens en fantasiefiguren in voor.
Problemen en oplossingen zijn zoals in het echte leven
Problemen en oplossingen zijn onvoorstelbaar.
De afloop van het verhaal is logisch en zou echt kunnen.
De afloop van het verhaal is te mooi om waar te zijn.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Hoe weet je meteen dat dit fragment gaat om een minder realistisch verhaal?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Noteer twee dingen die het verhaal realistisch maken.
Slide 13 - Question ouverte
Maak de opdrachten op blz. 21, 22, 23.
Slide 14 - Diapositive
Je leeservaring beschrijven.
Slide 15 - Diapositive
Leeservaring beschrijven
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het maakt je vrolijk of nieuwsgierig. Wat de hoofdpersoon overkomt maakt je verdrietig of je maakt je ergens boos over. Het verhaal laat je even alles vergeten of verveelt je. Dit is je leeservaring. Die is voor iedereen anders. Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen en uit te leggen.
spannend
saai
laat me meeleven
doet me niets
maakt me nieuwsgierig naar de afloop
is voorspelbaar
laat me alles even vergeten
kan me niet boeien
geheimzinnig
helder
maakt me verdrietig
maakt me vrolijk
veel actie
gebeurt weing in
leest moeilijk
leest makkelijk
Slide 16 - Diapositive
bij opdracht 11 ga je je leeservaring beschrijven (wat het boek met je doet).
Je denkt terug aan "Het ongemakkelijke...Larsen".
Je gebruikt de theorie in je boek (blz. 24) en je gebruikt tweebeoordelingswoorden.
Leg ook uit waarom je deze woorden vindt passen bij het boek.
Slide 17 - Diapositive
Bijvoorbeeld:
Dit verhaal maakt mij nieuwsgierig naar de afloop, want ik ben benieuwd of het Henry gaat lukken om weer wat gelukkiger te worden. Ook vind ik het geheimzinnig wat er voor ergs gebeurd is op de oude school van Henry, wat is HET?
Slide 18 - Diapositive
In opdracht 12 ga je een nieuwsbericht schrijven dat past bij de gebeurtenissen in 'Mister Orange'.
Het bericht heeft in ieder geval 50 woorden.
Slide 19 - Diapositive
Maak opdr. 11 en 12 op blz. 24.
Ben je klaar: werk aan opdracht 12b (blz. 25)
Slide 20 - Diapositive
Personen beschrijven
Als je een persoon in een verhaal beschrijft, let je op:
1. het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding). Soms wordt er veel veel over
gezegd, soms maar heel weinig.
2. belangrijkekenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
3. de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt.