vwo1 theorie h.1 verhalen over mensen

theorie  

Fictie (verhalen over mensen)

hoofdstuk 1
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

theorie  

Fictie (verhalen over mensen)

hoofdstuk 1

Slide 1 - Diapositive

Wat is het?
Voorbeelden
Fictie
verzonnen verhalen, bedoeld om je te vermaken.
leesboek, stripverhaal, film, gedicht, televisieserie, musical, toneelstuk
Non-fictie

Teksten en beelden over de werkelijkheid, met feiten over echte mensen en gebeurtenissen, niet verzonnen, bedoeld om je te informeren.

krantenbericht, tijdschriftartikel,
studieboek, informatief boek, journaal, documentaire, tekst op Wikipedia

Slide 2 - Diapositive

fictie
non-fictie
gedicht
teksten over de werkelijkheid
verzonnen verhalen
doel:
informeren

tijdschriftartikel
stripverhaal
studieboek
doel:
vermaken

Slide 3 - Question de remorquage

hoofdpersonen
bijfiguren
De belangrijkste persoon in het verhaal (soms zijn er meer hoofpersonen in een boek).
Deze personen zijn minder belangrijk en je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersoon.
Deze persoon wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen.
Een bijfiguur heeft een bepaalde rol in het verhaal. De bijfiguur kan een helper of tegenstander zijn.
Deze persoon heeft een belangrijk probleem of een opdracht of een doel.
Een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem.
Een tegenstander maakt het de hoofdpersoon vaak moeilijk.

Slide 4 - Diapositive

Boy 7 Mirjam Mous

Slide 5 - Diapositive


De ik-figuur in het boek Boy 7 is de hoofdpersoon. Hij heeft een groot probleem. Wat is dat probleem?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive


Welke bijfiguren leer je kennen in dit stukje. Wie zijn de helper(s) en wie de tegenstander(s)?

Slide 8 - Question ouverte

Dit maakt een verhaal realistisch.
Dit maakt een verhaal minder realistisch.

Mensen lijken echt in wat ze denken, doen en zeggen.
Mensen lijken onecht in wat ze denken, doen of zeggen.
De omgeving lijkt echt.
De wereld is verzonnen.
Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.
Gebeurtenissen zijn wel heel erg toevallig.
Er komen mensen en plaatsen in voor die echt (hebben) bestaan.
Er komen verzonnen wezens en fantasiefiguren in voor.
Problemen en oplossingen zijn zoals in het echte leven
Problemen en oplossingen zijn onvoorstelbaar.
De afloop van het verhaal is logisch en zou echt kunnen.
De afloop van het verhaal is te mooi om waar te zijn.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive


Hoe weet je meteen dat dit fragment gaat om een minder realistisch verhaal?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive


Noteer twee dingen die het verhaal realistisch maken.

Slide 13 - Question ouverte

Maak de opdrachten op blz. 21, 22, 23.




Slide 14 - Diapositive

Je leeservaring beschrijven.



Slide 15 - Diapositive

Leeservaring beschrijven
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het maakt je vrolijk of nieuwsgierig. Wat de hoofdpersoon overkomt maakt je verdrietig of je maakt je ergens boos over. Het verhaal laat je even alles vergeten of verveelt je. Dit is je leeservaring. Die is voor iedereen anders. Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen en uit te leggen.
spannend
saai
laat me meeleven
doet me niets
maakt me nieuwsgierig naar de afloop
is voorspelbaar
laat me alles even vergeten
kan me niet boeien
geheimzinnig
helder
maakt me verdrietig
maakt me vrolijk
veel actie
gebeurt weing in
leest moeilijk
leest makkelijk

Slide 16 - Diapositive

bij opdracht 11 ga je je leeservaring beschrijven (wat het boek met je doet).

  • Je denkt terug aan "Het ongemakkelijke...Larsen".
  • Je gebruikt de theorie in je boek (blz. 24) en je gebruikt twee beoordelingswoorden.
  • Leg ook uit waarom je deze woorden vindt passen bij het boek.







Slide 17 - Diapositive

Bijvoorbeeld:

  • Dit verhaal maakt mij nieuwsgierig naar de afloop, want ik ben benieuwd of het Henry gaat lukken om weer wat gelukkiger te worden. Ook vind ik het geheimzinnig wat er voor ergs gebeurd is op de oude school van Henry, wat is HET?






Slide 18 - Diapositive

In opdracht 12 ga je een nieuwsbericht schrijven dat past bij de gebeurtenissen in 'Mister Orange'.

Het bericht heeft in ieder geval 50 woorden.





Slide 19 - Diapositive

Maak opdr. 11 en 12 op blz. 24.

Ben je klaar: werk aan opdracht 12b (blz. 25)





Slide 20 - Diapositive

Personen beschrijven

Als je een persoon in een verhaal beschrijft, let je op:
1. het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding). Soms wordt er veel veel over
    gezegd, soms maar heel weinig.
2. belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
3. de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt.


aardig
gemeen
verlegen
vrij
eigenwijs
gehoorzaam
piekert veel
zorgeloos
agressief
zoekt vrede
open, spontaan
gesloten, geremd
snel in paniek
kalm
angstig
dapper
voorzichtig
onvoorzichtig
opvliegend
beheerst zichzelf

Slide 21 - Diapositive