M2 Taalverzorging H5 - formuleren -vergelijken

Trappen van vergelijking
Nieuw Nederlands 6e editie
2 kgt 
H5. Taalverzorging - Formuleren- vergelijken
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Trappen van vergelijking
Nieuw Nederlands 6e editie
2 kgt 
H5. Taalverzorging - Formuleren- vergelijken

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
  • Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je er al van? Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

En dan zometeen een sleepvraag

Slide 7 - Diapositive

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk
timer
1:00

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: vast.


timer
1:00

Slide 11 - Question ouverte

Zo meteen krijg je een video met uitleg te zien. Let tijdens het kijken en luisteren goed op.
De video stopt tussendoor een aantal keer om quizvragen te stellen.

Slide 12 - Diapositive

5

Slide 13 - Vidéo

00:43
Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?
A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

00:53
Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?
A
dan
B
als

Slide 15 - Quiz

02:14
Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat, gebruik je
A
dan
B
als

Slide 16 - Quiz

02:14
Wanneer je twee dingen met elkaar vergelijkt en ze zijn verschillend, gebruik je
A
als
B
dan

Slide 17 - Quiz

02:14
Wanneer twee dingen gelijk zijn gebruik je het woordje
A
dan
B
als

Slide 18 - Quiz

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 19 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quiz

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quiz

Schrijf twee dingen op die je van deze uitleg en oefeningen hebt geleerd.

Slide 28 - Question ouverte

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 29 - Question ouverte

hw voor woe 1-6 1e uur
boek blz. 135 
m. opdr 1 t/m 5
Nu aan beginnen

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive