Hoofdletters en leestekens TV H2

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens

Leerdoelen:
  • Je weet wanneer je hoofdletters schrijft.
  • Je leert 3 regels voor het gebruik van een komma.

Slide 2 - Diapositive

Hoofdletters en leestekens

Werkwijze:
  1. Uitleg a.d.h.v. voorbeelden; noteer de spellingsregels
  2. Je verwerkt je aantekening in een Word-document (O-V-G) > leerstof
    O = aantekening verbeteren en opnieuw inleveren (max. V)
  3. Je oefent met de opdrachten van Nieuw Nederlands


Slide 3 - Diapositive

Hoofdletters
Maak een nieuw Word-document met de bestandsnaam 
'Aantekening hoofdletters en leestekens'

Zorg dat je tijdens de presentatie aantekeningen kunt maken.

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden moeten met een hoofdletter worden geschreven? Type die worden.

de uitzending begint om acht uur.

Slide 5 - Question ouverte

Type nu de hoofdletterregel in je aantekening.
Doe het zo:
Hoofdletters
- bij … 

Slide 6 - Diapositive

Welke woorden moeten met een hoofdletter?

’s morgens ben ik vrolijk.

Slide 7 - Question ouverte

Type nu de hoofdletterregel in je aantekening.
Doe het zo:
Hoofdletters
- bij het begin van een zin
- als de zin met 's ...

Slide 8 - Diapositive

Welke woorden moeten met een hoofdletter?

jan wouters gaat met pasen naar de zara in de coolsingel in rotterdam.

Slide 9 - Question ouverte

Type nu de hoofdletterregel in je aantekening.
Doe het zo:
Hoofdletters
- bij het begin van een zin
- als de zin met 's ...
- bij ...
- bij ...

Slide 10 - Diapositive

Welke woorden moeten met een hoofdletter?

de aalburgse mix van deze noord-brabantse slager vind ik vooral ‘s winters lekker.

Slide 11 - Question ouverte

Type nu de hoofdletterregel in je aantekening.
Doe het zo:
Hoofdletters
- bij het begin van een zin
- als de zin met 's ...
- bij ...
- bij ...
- bij ...
- geen hoofdletters bij ...

Slide 12 - Diapositive

Komma
Maak in je document nu een aantekening over wanneer je een komma gebruikt.
Maak een nieuw kopje: Komma (of zoiets)
Zet eronder: De komma gebruik je:
Daaronder zet je weer de regels.

Slide 13 - Diapositive

Plaats in deze zin 1 komma. Tussen welke woorden zet jij de komma? Noteer die twee woorden.

"Red Jan niet hij is de dader!"

Slide 14 - Question ouverte

De komma is belangrijk!

Haal de komma weg en kijk wat er verandert…

Er was vet, veel en lekker eten.



Slide 15 - Diapositive

De komma is belangrijk!

Haal de komma weg en kijk wat er verandert…

Er was vet, veel en lekker eten.
Moeder riep: “Schiet op, Merel!”


Slide 16 - Diapositive

Tussen welke woorden zet jij de komma?
Noteer die twee woorden.

Als jij de hond uitlaat zet ik thee.

Slide 17 - Question ouverte

Type nu de kommaregel in je aantekening.
Doe het zo:
Komma
De komma gebruik je:
- tussen ...


Slide 18 - Diapositive

Tussen welke woorden zet jij de komma?
Noteer die twee woorden.

Ik wil naar Noorwegen op vakantie omdat daar fjorden zijn.

Slide 19 - Question ouverte

Type nu de kommaregel in je aantekening.
Doe het zo:
Komma
De komma gebruik je:
- tussen ...
- voor ... 

Slide 20 - Diapositive

Tussen welke woorden zet jij de komma?
Noteer die twee woorden.

Ik kocht schoenen een pet een trui en drie paar sokken.

Slide 21 - Question ouverte

Type nu de kommaregel in je aantekening.
Doe het zo:
Komma
De komma gebruik je:
- tussen ...
- voor ...
- tussen ... (of:  bij ...)


Slide 22 - Diapositive

Opdracht
  • Werk je aantekeningen goed uit in een Word-document: zorg dat de spellingsregels er duidelijk instaan.
  • Geef het deze documentnaam: Aantekening Hoofdletters en leestekens
  • Werk met kopjes en opsommingstekens
  • Geef voorbeelden
  • Lever het in via SOM, Inleveropdrachten 
    Maak Taalverzorging H.2, Hoofdletters en leestekens:
  • Startopdracht / Opdracht 1 / Opdracht 2 / Opdracht 3

Slide 23 - Diapositive

Herhalingsles

Slide 24 - Diapositive

Welke woorden krijgen géén hoofdletter?
A
feestdagen, maanden en windrichtingen
B
seizoenen, dagen en maanden
C
feestdagen, dagen en seizoenen
D
afgeleiden van aardrijkskundige namen

Slide 25 - Quiz

Wanneer moet je een komma plaatsen?
Noem de 3 regels. Zet ze netjes onder elkaar.

Slide 26 - Question ouverte