HEY 5.3 Monopolistische concurrentie en oligopolie
5.3 Monopolistische concurrentie en oligopolie
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
5.3 Monopolistische concurrentie en oligopolie
Slide 1 - Diapositive
Deelvraag
Welke invloed hebben monopolistische concurrentie en oligopolie op de allocatie en de welvaart?
Slide 2 - Diapositive
Monopolistische concurrentie
Slide 3 - Diapositive
Monopolische concurrentie
Is het gemakkelijk of moeilijk om het marktaandeel te vergroten op een markt van monopolistische concurrentie?
moeilijk!
veel aanbieders -> veel concurrenten
heterogeen product maar niet heel verschillend (denk aan wasmiddel)
Waarom heeft de aanbieder op een markt van monopolistische concurrentie weinig invloed op de prijs?
veel concurrenten, klanten zullen veelal wel overstappen bij prijsverhoging, en bij prijsverlaging kans op te weinig winst
Slide 4 - Diapositive
Monopolische concurrentie
Aangezien de individuele aanbieder op een markt van monopolistische concurrentie weinig invloed heeft op de prijs zal deze zich richten op het heterogene product door productdifferentiatie toe te passen.
Hoe?
voeg eigen heterogene kenmerken toe waarmee je een Unique Selling Point (USP) creëert
en laat dit de markt weten -> marketing!
hiermee krijg je invloed op de prijs omdat klanten niet direct weglopen naar de goedkoopste vanwege de heterogene kenmerken
Slide 5 - Diapositive
Invloed op de prijs
Op een markt van monopolistische concurrentie heeft de aanbieder enige invloed op de prijs.
De prijs (P = GO) loopt daarom niet horizontaal (zoals bij volkomen concurrentie), maar dalend en is gelijk aan de prijsafzetlijn.
De aanbieder kan de prijs verlagen om meer te verkopen. De MO is daarbij niet meer gelijk aan GO, maar de helft van de helling!
Slide 6 - Diapositive
GO is niet MO
Als ik meer ga verkopen, ga ik mijn prijs (GO) verlagen. De extra opbrengst (MO) van een extra product wordt dus lager dan de prijs, want deze prijsverlaging geldt ook voor de producten die eerder tegen een hogere prijs zijn verkocht.
= GO
Slide 7 - Diapositive
TO is bergparabool
De TO lijn is bij monopolistische concurrentie niet meer stijgend (zoals bij volkomen concurrentie), maar een bergparabool.
Eerst stijgt de omzet als de prijs daalt omdat de afzet relatief meer toeneemt dan de prijs daalt (elastisch).
Als de prijs verder daalt, neemt de afzet toe maar daalt de omzet, omdat de prijzen sneller dalen dan dat de afzet stijgt (inelastisch).
= GO
Slide 8 - Diapositive
Maximale omzet
Doelstelling maximale omzet (TO) = korte termijn doelstelling om zoveel mogelijk te verkopen om zoveel mogelijk marktaandeel te verkrijgen, of een concurrent uit de markt te drukken.
Maximale omzet als MO = 0!
Zolang MO > 0, zal de TO stijgen bij extra productie. Als M0 < 0, dan zal de TO dalen bij extra productie.
= GO
Slide 9 - Diapositive
Maximale winst
Doelstelling maximale winst = lange termijn doelstelling. Door onderscheidende kenmerken (heterogeen product) kan de aanbieder P > MK vragen.
Maximale winst als MO = MK!
Zolang MO > MK, zal de TW stijgen bij extra productie. Als M0 < MK, dan zal de TW dalen bij extra productie.
= GO
Slide 10 - Diapositive
TO en MO
Gegeven de prijsafzet-functie: qv = -2p + 10 (zie vraag-functie in de grafiek)
Wat is dan de TO-functie?
eerst de p vrijmaken: p = -0,5q + 5
TO = p x q
TO = (-0,5q + 5) x q = -0,5q2 + 5q
Wat is dan de MO-functie?
MO = afgeleide van TO
MO = -q + 5
= GO
Slide 11 - Diapositive
Oligopolie
Enkele aanbieders
Veel vragers
Homogeen of heterogeen product
Markt in theorie vrij, in de praktijk lastiger
Voorbeeld:
Supermarkten, benzine, vliegtuigmaatschappij
Slide 12 - Diapositive
Oligopolie
Homogeen oligopolie
(klanten letten vooral op de prijs, er kan een prijsoorlog ontstaan)
Heterogeen oligopolie
(producenten moeten met elkaar concurreren)
Slide 13 - Diapositive
Noem een voorbeeld van een oligopolie
A
supermarkten
B
tankstations
C
banken
D
zorgverzekeraars
Slide 14 - Quiz
Bij monopolistische concurrentie zijn er veel aanbieders.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Twee beweringen over productdifferentiatie.
I. Productdifferentiatie verlaagt de klantenbinding. II. Het verlenen van service is een voorbeeld van productdifferentiatie.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout
Slide 16 - Quiz
Wat betekend klantenbinding?
A
De klant gratis spullen geven
B
Door goede service komen de klanten bij je terug
C
Door over alles en nog wat te praten de klanten bij je terug komen
D
Door geen goede service te verlenen
Slide 17 - Quiz
Twee beweringen over homogeen/heterogeen oligopolie.
I. Bij heterogeen oligopolie kan beter op prijs geconcurreerd worden dan bij homogeen oligopolie. II. Bij heterogeen oligopolie hebben de bedrijven meer voordeel van een kartel dan bij homogeen oligopolie.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout
Slide 18 - Quiz
Monopolistische Concurrentie verschilt van Volkomen Concurrentie. Het verschil is, is dat bij Monopolistische Concurrentie ..... .
A
Toetreding van nieuwe aanbieders onmogelijk is
B
Er maar 1 aanbieder aanwezig is
C
Er geen transparante markt is
D
Er een heterogeen product verkocht wordt
Slide 19 - Quiz
Aantal aanbieders bij een oligopolie
A
veel
B
weinig
C
één
Slide 20 - Quiz
Wat is geen monopolistische concurrentie
A
Cafés
B
Restaurants
C
Webwinkels
D
Snackbar
Slide 21 - Quiz
Bij monopolistische concurrentie gaat het om een ....