Clase 15. Repaso unidad 1 y 2

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos chicos y chicas!

¿Qué vamos a hacer hoy?

1.  herhaling pers. vnw.

2. herhaling ww ser (vervoegingen van alle personen)

3. het bijvoeglijk naamwoord in het Spaans

4. zinnen in het meervoud zetten (lid.ww / zelfst. nw / ww / bijv.nw)

5. Getallen 1 t/m 100

6. Leesvaardigheid.

Persoonlijke voornaamwoorden

yo - tú - él - ella - usted - nosotros(-as) - vosotros(-as) - ellos - ellas - ustedes

1. José y yo (José en ik) = 

2. Mi madre y tú (mijn moeder en jij) =

3. Mis hermanos (mijn broers) =

4. Yo (meisje) y mis amigas = 

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 

Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

ik

jij

María y Pepe

zij (mv)

u 

wij

hij

jullie

zij

mi hermano y yo

u (mv)

Isabel y tú

Juan

señor Collantes

 Werkwoord ser - zijn

ik ben	(yo) soy
jij bent	(tú) eres
hij / zij / u is	(él/ella/usted) es
wij zijn	(nosotros) somos
jullie zijn	(vosotros) sois
zij / u mv zijn	(ellas/ellas/ustedes) son

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!

yo

tú

él, ella, usted

nosotros

vosotros

ellos, ellas, ustedes

soy

eres

es

somos

sois

son

Sleep het antwoord naar de juiste plek!

3.  Vosotros...........españoles.

1. María.........una chica muy inteligente.

2. Yo y Carlos................amigos.

5. Tú...........muy guapo.

4. María y Marta.................alumnas.

6. Yo.....profesor de español.

soy

eres

son

sois

somos

es

¡Hola! yo __________ Francis. 

Juan vive en España.
Él ___________ español. 

Ana y Carlos _______________ amigos. 

¿De dónde ___________ tú?

Nosotros _____ de Barcelona.

soy

es

son

eres

somos

Bijvoeglijk naamwoord

1. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

2. In het Spaans past het zich aan aan mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud.

3. In het Spaans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: wit = blanco

la casa blanca - las casas blancas

4. Voor de volledige uitleg; bekijk het filmpje!

0

Zinnen in het meervoud zetten

Regels:

1. klinker + s / medeklinker + es (NIET voor werkwoorden)

2. vergeet niet het lidwoord aan te passen (el - los / la -las)

3. vergeet niet om ook het ww aan te passen!

Voorbeeld:

El libro es bonito. - Los libros son bonitos.

(Het boek is mooi. -De boeken zijn mooi.)

1. Mi amigo es español.

2. Ella es estudiante.

3. El libro es interesante.

4. Usted es profesor.

5. Mi padre es mexicano.

6 . La casa es bonita (mooi).

Schrijf de zinnen in het meervoud

"Esta casa es grande"

Schrijf de zinnen in het meervoud

"Mi hermana es alta."

Schrijf de zinnen in het meervoud

"Este libro es azul."

Schrijf de zinnen in het meervoud

"Esta casa es verde y blanca."

Los números

- Alle getallen t/m 30 schrijven we aan elkaar.

- Vanaf 30 t/m 99 voegen we tussen het tiental en de eenhied het woordje y toe (y=en)

- de Spaanse volgorde is precies het tegenovergestelde als de Nederlandse: éénentachtig (NL)- tachtig en één (SP)

0 - 30

0 - cero             7 - siete            14 - catorce                 21 - veintiuno

1 - uno               8 - ocho            15 - quince                  22 - veintidós

2 - dos               9 - nueve         16 - dieciséis              23 - veintitrés

3 - tres              10 - diez            17 - diecisiete            26 - veintiséis

4 - cuatro         11 - once          18 - dieciocho            30 - treinta

5 - cinco           12 - doce          19 - diecinueve

6 - seis              13 - trece          20 - veinte

30 - 100

30 - treinta                                        70 - setenta

31 - treinta y uno                            80 - ochenta

40 - cuarenta                                   90 - noventa

45 - cuarenta y cinco                  100 - cien

50 - cincuenta

58 - cincuenta y ocho

60 - sesenta

Practicamos

- Schrijf de getallen voluit in het Spaans.

- Je mag spieken ;)

(zoek een overzicht van de getallen in het Spaans bijvoorbeeld: https://www.espaans.nl/de-getallen)

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
52

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
91

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
67

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
83

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
15

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
44

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
67

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
19

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
15

5

28

50

47

13

76

31

15

92

cinco

trece

veintiocho

noventa y dos

cuarenta y siete

treinta y uno

quince

setenta y seis

cincuenta

1. cinco x _______ = veinticinco

2. cinco x once = __________

3. cinco x ________ = diez

4. cinco x ________ = treinta

5. cinco x ________ = cuarenta

cinco

ocho

dos

seis

cincuenta y cinco

               Tekst 

En la clase

Beantwoord de vragen

1. ¿Cómo se llama la nueva compañera? - Hoe heet de nieuwe klasgenoot?

2. ¿Es española? - Is zij Spaanse?

3. ¿De dónde es? - Waar komt ze vandaan?

4. ¿Quién es su compañera de mesa? - Wie is haar tafelmaatje?

5. ¿Dónde vive Julia? - Waar woont Julia?

1. ¿Cómo se llama la nueva compañera? - Hoe heet de nieuwe klasgenoot?

2. ¿Es española? - Is zij Spaanse?

3. ¿De dónde es? - Waar komt ze vandaan?

4. ¿Quién es su compañera de mesa? - Wie is haar tafelmaatje?

5. ¿Dónde vive Julia? - Waar woont Julia?

Waar of niet waar

Geef van de volgende stellingen aan of ze waar of niet waar zijn. Zoek je antwoorden in de tekst.

1. Graciela es francesa.

2. Buenos Aires es una ciudad de Argentina.

3. Julia vive en la Plaza Mayor.

4. Julia y Graciela son compañeras.

¿Cómo te llamas?

¿Dónde vives?

¿Cuántos años tienes?

¿Cuál es tu número de teléfono?

¿Qué tal?

Tengo 12.

902 333 765

mal

en Dordrecht

Manuel

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

1. Muy bien :):)
2. Bien :)
3. Regular :|
4. Mal :(

1. Wat heb je geleerd in deze les?Had je meer kunnen leren?Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed?Wat kan beter?
3. Hoe ga je dat aanpakken?

Deberes (Huiswerk)

1. Leren woorden unidad 1 en unidad 2
2. Leren: frases claves unidad 1 en 2
3. Leren: Gramática unidad 1 en 2

   

0