(werkwoord) spelling --> 1 maart

Tegenwoordige en verleden tijd
Tegenwoordige tijd (tt): 
het gebeurt nu, dus tegenwoordige tijd.

Verleden tijd (vt): 
het gebeurde al eerder, dus verleden tijd. 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tegenwoordige en verleden tijd
Tegenwoordige tijd (tt): 
het gebeurt nu, dus tegenwoordige tijd.

Verleden tijd (vt): 
het gebeurde al eerder, dus verleden tijd. 

Slide 1 - Diapositive

Het ....... (sneeuwen, vt) vorige week.

Slide 2 - Question ouverte

Donderdag ochtend ..... (komen, vt) veel kinderen te laat.

Slide 3 - Question ouverte

Veel kinderen ..... (houden, tt) heel erg van sneeuw.

Slide 4 - Question ouverte

Vandaag ..... (hagelen, vt) het ook heel even.

Slide 5 - Question ouverte

Morgen ..... (willen, tt) ik graag gaan skiën.

Slide 6 - Question ouverte

..... (Hebben, tt) jij je boek al uit?

Slide 7 - Question ouverte

Vroeger ..... (lezen, vt) ik veel meer

Slide 8 - Question ouverte

Voltooide tijd
Het geeft aan dat iets is afgelopen.
De regel: het is klaar, voltooid dus voltooide tijd.

Ik heb buiten gespeeld.
Wij zijn naar huis gegaan.
Anna heeft bij haar buurmeisje geslapen.

Slide 9 - Diapositive

Haar buurmeisje is negen jaar .... (worden, voltooide tijd).

Slide 10 - Question ouverte

Heb jij de kinderen wel ..... ?
(ophalen, voltooide tijd)

Slide 11 - Question ouverte

Na die botsing is hij gewoon ....
(doorlopen, voltooide tijd)

Slide 12 - Question ouverte

Had ik dat maar eerder .....
(weten, voltooide tijd)

Slide 13 - Question ouverte

Ik had mijn oude juf bijna niet .....
(herkennen, voltooide tijd)

Slide 14 - Question ouverte

Hij leek ook niet erg .....
(schrikken, voltooide tijd) te zijn.

Slide 15 - Question ouverte

Voltooide tijd
Het geeft aan dat iets is afgelopen.
De regel: het is klaar, voltooid dus voltooide tijd.

Ik heb buiten gespeeld.
Wij zijn naar huis gegaan.
Anna heeft bij haar buurmeisje geslapen.

Slide 16 - Diapositive

Ik weet nu wat de voltooide tijd is.
Ja
Nee
Beetje

Slide 17 - Sondage