Stoffen in allerlei vormen

Stoffen in allerlei vormen
Naut

Groep 5 - thema 3
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Stoffen in allerlei vormen
Naut

Groep 5 - thema 3

Slide 1 - Diapositive

Wat is een vloeistof?
A
De ruimte die de stof inneemt.
B
Het kleinste bouwsteentje van het materiaal.
C
Een stof zonder vaste vorm, maar met een vast volume.
D
Een stof met een vaste vorm.

Slide 2 - Quiz

Vaste stof
Vloeistof

Slide 3 - Question de remorquage

De moleculen bewegen om elkaar heen, maar houden wel contact met elkaar.
  • Water
  • Thee
  • Ranja
  • Sinas

Je kunt het niet vastpakken.

Slide 4 - Diapositive

Moleculen worden ook wel
vergeleken met:
A
Spijkers
B
Dampen
C
Water
D
Bouwsteentjes

Slide 5 - Quiz

Moleculen zijn de kleinste bouwsteentjes van een materiaal, je kunt ze niet zien. Het bouwt materiaal op.
Vaste stof > moleculen op vaste plek (bewegen niet)
Vloeistof >
moleculen  bewegen om 
elkaar heen (contact met
elkaar)
Gas >
Geen volume, geen vaste vorm. Moleculen vliegen alle kanten op.

Slide 6 - Diapositive

De vaste stof is een stof met een vaste vorm, 
bijv. metaal, steen, plastic of hout. 









De modulen bewegen niet om elkaar heen, maar staan op een vaste plek. (Je kunt het wel vastpakken)

Slide 7 - Diapositive

Als moleculen elkaar aantrekken,
gaan ze ...
A
naar elkaar toe
B
van elkaar af

Slide 8 - Quiz

De ruimte die de stof inneemt, bijvoorbeeld een halve liter.
Dit is ....
A
Het volume
B
Het gas
C
Stollen
D
Mengen

Slide 9 - Quiz

Waar zie je smelten?
Er zijn 2 goede antwoorden.
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Bijv. water verandert in ijs.
Het veranderen van vaste stof in vloeistof.
Het veranderen van vloeistof naar gas.
Bijv. damp tegen het raam na het douchen worden druppels.
Het verandert van vloeistof in een vaste stof.
Bijv. ijs verandert in water.
Bijv. water verandert in waterdamp.
Het verandert van gas in vloeistof.
bevriezen
smelten
condenseren
verdampen

Slide 11 - Question de remorquage

smelten
condenseren
verdampen

Slide 12 - Diapositive

Wat is mengen?
A
De stoffen zijn gemengd als de moleculen naast elkaar zijn.
B
De stoffen zijn gemengd als de moleculen boven elkaar staan.
C
De stoffen zijn gemengd als de moleculen van de ene stof helemaal tussen de moleculen van de andere stof zitten.
D
De stoffen zijn gemengd als de moleculen elkaar afstoten.

Slide 13 - Quiz




Je mengt 2 stoffen
 door elkaar;
dit wordt een nieuwe stof

 > denk aan ranja maken (het is geen siroop en geen water meer, maar ranja)

Slide 14 - Diapositive

Als iets stolt, dan gebeurt er dit:
A
De gesmolten chocolade wordt weer hard.
B
Het ijsje smelt op jouw hand.
C
De waterdamp van de douche worden druppeltjes.
D
De gesmolten kaas van de tosti wordt weer harde kaas.

Slide 15 - Quiz

Als het geen water is wat bevriest,
dan kan een ander materiaal ook stollen.

Bijv. gesmolten chocolade wordt weer hard of
een gesmolten kaars wordt weer hard > dit heet STOLLEN.

Slide 16 - Diapositive

Hiermee kun je een maat aangeven: het volume.

Slide 17 - Diapositive