Hoofdstuk 3 paragraaf 2

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 3 We gaan voor de winst

Start opdracht

nakijken van je huiswerk
vraag 1 t/m 10

klaar?  maak vraag 11 en 12

vraag 11

11 a verkoopprijs € 1,25 × 1,40 = € 1,75

  consumentenprijs € 1,75 × 1,06 = € 1,86

 b verkoopprijs € 145 × 1,70 = € 246,50

  consumentenprijs € 246,50 × 1,21 = € 298,27

 c verkoopprijs € 17,50 × 3,50 = € 61,25

  consumentenprijs € 61,25 × 1,21 = € 74,11

vraag 12

12 a prijs excl. btw € 8,95 ÷ 1,21 = € 7,40

  btw-bedrag € 7,40 × 0,21 = € 1,55

  of btw-bedrag € 8,95 ÷ 121 × 21 = € 1,55

 b prijs excl. btw € 1,98 ÷ 1,06 = € 1,87

  btw-bedrag € 1,87 × 0,06 = € 0,11

  of btw-bedrag € 1,98 ÷ 1,06 × 6 = € 0,11

 c prijs excl. btw € 29,50 ÷ 1,21 = € 24,38

  btw-bedrag € 24,38 × 0,21 = € 5,12

  of btw-bedrag € 29,50 ÷ 1,21 × 21 = € 5,12

12 a prijs excl. btw € 8,95 ÷ 1,21 = € 7,40

  btw-bedrag € 7,40 × 0,21 = € 1,55

  of btw-bedrag € 8,95 ÷ 121 × 21 = € 1,55

 b prijs excl. btw € 1,98 ÷ 1,06 = € 1,87

  btw-bedrag € 1,87 × 0,06 = € 0,11

  of btw-bedrag € 1,98 ÷ 1,06 × 6 = € 0,11

 c prijs excl. btw € 29,50 ÷ 1,21 = € 24,38

  btw-bedrag € 24,38 × 0,21 = € 5,12

  of btw-bedrag € 29,50 ÷ 1,21 × 21 = € 5,12

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)

Let op: 

Alles zonder BTW!

Afzet x prijs  = omzet

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)

Nettoresultaat

De brutowinst min de bedrijfskosten. Let op: dit kan nettowinst of nettoverlies zijn.

Brutowinst - bedrijfskosten

• Omzet
  
• Inkoopwaarde -
• Brutowinst
• Bedrijfskosten -
• =Nettoresultaat

Let op: 

Alles zonder BTW!

Vraag 14 uitleg

a: omzet is afzet X verkoopprijs (dus zonder BTW)

1200 ijsjes X € 1,51=                                                   € 1812,- per maand

De inkoopwaarde was 1200 x € 0,60 =              € 720,- per maand

Brutowinst is omzet min inkoop                          € 1092,- per maand

kosten: € 165+ € 40 + € 290                                    €  495 ,- per maand

Nettowinst = brutowinst min kosten                 € 597,-  per maand

Vraag 14 uitleg vervolg

b : 1200 ijsjes gedeeld door 60 ijsjes per dag is 20 dagen

c: € 597,- gedeeld door 20 dagen is € 29,85 per dag

Vraag 16 uitleg 

A)

Omzet            € 138.000

Inkoop            € 84.000   -

Brutowinst   € 54.000

kosten            € 43.500 -

nettowinst    € 10.500

Vraag 16 uitleg vervolg

Bij de verkoop ontvangen btw € 138.000:100 x 6 = € 8.280.

Bij de inkoop betaalde btw € 84.000 : 100 x 6 =     € 5.040.

Over de kosten betaalde btw € 43.500:100 x 21 = € 9.135.

 
In totaal betaalde btw = € 5.040 + € 9.135 = € 14.175

 Het verschil is € 8.280 – € 14.175 = € 5.895.

Dat krijgt hij terug

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 2)

Berekenen arbeidsproductiviteit

Totale productie in een periode

aantal werkenden

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 2)

Berekenen arbeidsproductiviteit

Totale productie in een periode

aantal werkenden

Hoe kan je arbeidsproductiviteit verbeteren?

- technologische ontwikkelingen
- scholing (uitvoerende en leidinggevende functies)
- beloning
- verbeteren van de arbeidsomstandigheden

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 2)

• Kostprijs per product daalt!!
  

Productiecapaciteit

Hoeveel je maximaal kan produceren met beschikbare kapitaalgoederen en arbeidskrachten

Vraag 17

a 18 miljoen blikjes ÷ (52 weken × 6 dagen × 24 werknemers) =

 18.000.000 blikjes  ÷ 7.488 dagen = 2.404 blikjes per werknemer per dag.

 

b 18 miljoen blikjes ÷ (52 weken × 6 dagen × 2.885 blikjes) =

  18.00.000 blikjes  ÷ 90.120 blikjes = 20 werknemers.

 c Loonkosten.

Aan het werk!!

Maken t/m 24  ZS

Daarna:  paragraaf 3

extra Oefenen met rekenopgaven:

rekenopgaven blz 96 t/m 99

Eco klas 4

Startopdracht:

nakijken (en evt.afmaken paragraaf  2)

Daarna:

paragraaf 3 uitleg en afmaken

Huiswerk voor morgen is tot en met 35!

3.3 De markt op! (deel1)

• Evenwichtsprijs

• Evenwichtshoeveelheid
  

De prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

Het aantal producten dat gevraagd en aangeboden wordt bij de evenwichtsprijs

3.3 De markt op! (deel1)

• Wanneer kun je het beste het systeem van vraag, aanbod en reactie in de prijs laten werken?
• Als je producten en prijzen goed met elkaar kunt vergelijken (-> transparante markt)

a) vraag

b) aanbod

c) stijgen

d) aanbod

e) vraag

f) dalen

28

Er wordt zo veel geproduceert, omdat de boeren een maximale winst willen behalen. Wanneer alle boeren veel melk leveren, daalt juist de prijs van melk

25b

De prijzen worden eerder lager dan hoger

25a

3.3 De markt op! (deel 2)

Vraag

Prijs (€)         Vraag (x1000)

25                   1

22,50             2

20                  3

Aanbod

Prijs (€)         Aanbod (x1000)

25                   3

22,50             2

20                   1

3.3 De markt op! (deel 2)

De overheid wil niet altijd dat prijzen worden bepaald door vraag en aanbod.

Ze kunnen hier iets aan doen door:

• maximumprijs / minimumprijs
• subsidies / toeslagen

Aan het werk!!

Maken t/m 32

extra Oefenen met rekenopgaven:

rekenopgaven blz 96 t/m 99

Schema

inkoopprijs

+ Brutowinstmarge (meestal in % van de inkoopprijs)

= verkoopprijs

+BTW

= Consumentenprijs

Schema

inkoopprijs                          100%

+ Brutowinstmarge           30%

= verkoopprijs                    130 %

Verkoopprijs (nu ga je weer uit van) 100%

+BTW                                                                 21%

= Consumentenprijs                                 121%

Schema

inkoopprijs                          100%

+ Brutowinstmarge           30%   

= verkoopprijs                    130 %  (dus inkoopprijs x 1,30)

Verkoopprijs (nu ga je weer uit van) 100%

+BTW                                                                 21%

= Consumentenprijs                                 121% dus verkoopprijs x 1,21

Schema andersom

Consumentenprijs : 1,21 = verkoopprijs zonder BTW

of bij 6%  consumentenprijs    :1,06

Verkoopprijs : 1,30 (bij 30% brutowinstmarge) = inkoopprijs

Om het nettoresultaat te berekenen haal ik van de brutowinst de inkoopkosten af.

1. waar
2. niet waar

Wat reken je uit als je de afzet x de prijs doet?

1. Nettowinst
2. Omzet
3. verkoopprijs
4. BTW

Door scholing kan een bedrijf de ... verhogen. Wat moet op de puntjes komen?

1. productiecapaciteit
2. arbeidsproductiviteit

De productiecapaciteit is onder andere afhankelijk van

1. arbeidsproductiviteit
2. het aantal mensen dat in een bedrijf werken
3. de kapitaalgoederen die worden gebruikt
4. de snelheid van werken

Door scholing kan een bedrijf de ... verhogen. Wat moet op de puntjes komen?

1. productiecapaciteit
2. arbeidsproductiviteit

hoe verhoog je de
arbeidsproductiviteit

hoe was het  ook alweer? 3.1

Productiefactoren: natuur, arbeid,kapitaal en ondernemerschap

variabele en vaste kosten

afschrijving

3.1 Wat zijn de kosten 

Bepalen verkoopprijs en consumentenprijs

• inkoopprijs
• brutowinstmarge +
• verkoopprijs
• btw                          +
• consumentenprijs

Vraag 12

Hiermee bereken je de kostprijs, verkoopprijs en consumentenprijs

PER STUK

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)

Omzet

Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)

Omzet

Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.

afzet x verkoopprijs

Aantal verkochte producten

Prijs waarvoor de producten zijn verkocht

Aan het werk!!

Maken t/m 19  ZS

Je mag alvast verdergaan met 20 t/27

extra Oefenen met rekenopgaven:

rekenopgaven blz 96 t/m 99

https: