21.4 en 21.4 Glucose als grondstof en groei

21.4 Glucose als grondstof
Vorige week ging het over maken van glucose (fotosynthese), nu over alles wat een plant er mee kan en hoe het wordt getransporteerd in de plant
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

21.4 Glucose als grondstof
Vorige week ging het over maken van glucose (fotosynthese), nu over alles wat een plant er mee kan en hoe het wordt getransporteerd in de plant

Slide 1 - Diapositive

Overdag: fotosynthese + dissimilatie
's Nachts: dissimilatie

Slide 2 - Diapositive

Vier processen zijn:
1 splitsing van water in een chemische reactie,
2 de lichtreacties,
3 de donkerreacties,
4 omzettingen door enzymen.
Welke van deze processen komen in een chloroplast in het licht voor?

A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 2 en 3
D
1, 2, 3, 4

Slide 3 - Quiz

In de cel van een plant stroomt het grondplasma; hierbij wordt energie in de cel verbruikt. Andere processen in plantencellen zijn:
1 de donkerreacties
2 omzetting van ATP in ADP en Pi
3 vorming van zetmeel
Bij welk of bij welke van deze processen wordt energie vrijgemaakt die kan worden gebruikt voor de stroming van het grondplasma?

A
bij 1 en 3
B
alleen bij 2
C
bij 2 en 3
D
bij 1, 2 en 3

Slide 4 - Quiz

Hoe lang doet een plant om glucose een meter te transporteren?
A
1 minuut
B
1 uur
C
1 etmaal
D
1 maand

Slide 5 - Quiz

Transport van glucose

Glucose gaat van source, via bastvat, naar sink. Actief transport.
Water gaat mee!

Slide 6 - Diapositive

Naar welke kant beweegt floeëm
A
Naar boven
B
Naar beneden
C
Meestal naar beneden soms naar boven
D
Meestal naar boven soms naar beneden

Slide 7 - Quiz

Bastvaten en houtvaten
Het floeëm (phloem) zit bij planten dicht bij de buitenkant

Slide 8 - Diapositive

Esdoornsap aftappen (Maple syrup)

Slide 9 - Diapositive

voortgezette assimilatie
* vorming van organische moleculen uit glucose
* hiervoor is ATP nodig 

Slide 10 - Diapositive

Opdracht
Schets in een diagram het verband tussen de temperatuur en de vorming van plantenstoffen (bijv. zetmeel).
Wat moet er op de X-as?

Ik vraag over 2 minuten enkelen van jullie om het resultaat voor de camera te houden.

Slide 11 - Diapositive

21.5 Groei
Hoe kunnen tomatentelers hun productie vergroten?

Slide 12 - Diapositive

Welke factoren zijn beperkend voor de groei van planten?

Slide 13 - Carte mentale

beperkende factoren
  • intensiteit fotosynthese: snelheid waarmee glucose wordt gevormd en zuurstof vrijkomt
  • wordt bepaald door factor die het minst gunstig  is: beperkende factor

Slide 14 - Diapositive

Beperkende factor
In grafiek hiernaast. 
Gemeten CO2 opname door een plant bij verschillende hoeveelheden licht. 

Beperkende factor bij Q? 
En bij R?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Onthoud:
Loopt een grafiek schuin omhoog, dan is de factor op de X-as de beperkende factor (want....als je meer naar rechts gaat, dan stijgt de grafiek; bijv.: meer licht --> meer fotosynthese)

Gaat de grafiek horizontaal lopen, dan is een ANDERE factor dan die op de X-as beperkend geworden (in het voorbeeld hierboven, bijvoorbeeld de CO2-concentratie, of de temperatuur)

Slide 17 - Diapositive

Maak nu opdr. 4 blz 172
Ik vraag straks een enkeling om antwoord te geven, dus ...succes!

Slide 18 - Diapositive

Wat zien we hier?

Slide 19 - Diapositive

Huidmondjes
  • Licht: glucose --> K+ naar binnen --> water volgt door osmose --> sluitcellen zwellen op --> huidmondje open
  • Donker: geen glucose, dus bovenstaande gaat niet door --> sluitcellen 'zakken dicht'
  • Te heet overdag? Sluitcellen 'verwelken' en gaan dicht!

Slide 20 - Diapositive

Welke sluitcel is in turgor?
A
Plaatje links
B
Plaatje rechts
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 21 - Quiz

C3, C4 en CAM-planten
Huh?

Daar gaan de volgende drie dia's over.
Planten 'worstelen' namelijk met een gebrek aan CO2
Daar zijn verschillende oplossingen voor.....

Slide 22 - Diapositive

Tekort aan CO2?
Eigenlijk een gevolg van watergebrek. Dan sluiten de huidmondjes en kan er geen CO2 meer naar binnen.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

C3 planten
Alle bomen en struiken
C3 is de 'normale' fotosynthese met licht- en donkerreactie.

In de donkerreactie wordt m.b.v  Rubisco (enzym) met CO2 glucose gemaakt via een C3-molecuul (vandaar de naam!).
Bij lage CO2-concentratie treedt schade op (zie boek blz. 172) --> fotorespiratie

 Planten moeten dus schipperen tussen voldoende CO2 opname en niet te veel water verlies. C3 planten overleven dan ook het best in gematigde zones waar voldoende water is en niet te veel verdamping door de zon.

Slide 25 - Diapositive

C4 planten
Voornamelijk grassen zoals mais en suikerriet
De licht- en donkerreactie zijn in ruimte van elkaar gescheiden. CO2 wordt gebonden via PEP-carboxylase (enzym) dat goed werkt bij lage CO2-concentratie. Er wordt nu een C4-molecuul gevormd....vandaar de naam 
Op deze manier is er minder verlies van vastgelegd CO2 (minder fotorespiratie) en kan de plant met minder CO2 toe. De gevormde O2 heeft minder effect op de effectiviteit van rubisco omdat de O2 in andere cellen ontstaat.
Doordat Rubisco (enzym) beter werkt wordt er effectiever suiker gemaakt. 
De plant kan de huidmondjes dus vaker dicht houden omdat er minder CO2 nodig is. Hierdoor is dus ook minder verdamping.
C4 is een evolutionaire aanpassing aan warme omgevingen.

Slide 26 - Diapositive

CAM planten
Vooral cactussen en vetplanten dus aangepast aan een droog milieu.
De planten laten overdag, als de verdamping het grootst is, de huidmondjes dicht om water te sparen.
`s Nachts zijn de huidmondjes open om CO2 op te nemen.
Dit CO2 wordt op geslagen als organische zuren in de vacuoles van speciale cellen.
Overdag kan dit opgeslagen CO2 uit de zuren gebruikt worden voor de donkerreactie. Deze vorm van fotosynthese is net als C4 effectiever dan C3 en heeft dus ook minder CO2 nodig. 
Ook hier heeft het gevormde O2 minder effect op Rubisco

Zie voor uitgebreide uitleg van C3, C4 en CAM-planten blz 171 en 172.

Slide 27 - Diapositive

C4-planten.....
A
hebben meer stomata dan C3-planten gebruiken PEP-carboxylase in plaats van Rubisco
B
zijn vooral een aanpassing aan een droog milieu
C
omzeilen fotorespiratie door lichtreactie en calvincyclus qua plaats te scheiden
D
A, B, en C zijn juist

Slide 28 - Quiz

Dat was het!
Ga nu zelfstandig oefenen met opdrachten!
of video bekijken met extra uitleg over C3, C4 en CAMplanten
https://youtu.be/eW0QkuhNjSE



Slide 29 - Diapositive