2.4 Schrijven en formuleren

Welkom!

Neem rustig plaats en leg je boeken alvast op tafel
Nederlands
Maris College - Klas 3 - Kader 
Schrijven
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom!

Neem rustig plaats en leg je boeken alvast op tafel
Nederlands
Maris College - Klas 3 - Kader 
Schrijven

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag!
  • Lesdoelen
  • Verwijswoorden
  • Informatieve tekst
  • Aan de slag!
  • Afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je

  • Verwijswoorden gebruiken (waarmee, met wie)
  • Informatieve teksten schrijven

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden
  • Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin

  • Voorbeelden?
  • Dat, dit, die, deze, het, zijn, hij, hem, zijn, zij/ze, haar, hen, hun en wat

  • Als je verwijswoorden gebruikt wordt het lezen van een tekst afwisselender en prettiger om te lezen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden
Verwijswoord
Verwijst naar:
Voorbeeld
Waarmee, waaronder, waardoor
Dingen
Het surfpak heeft 17 sensoren, waarmee de bewegingen van 23 gewrichten kunnen worden bekeken
Met wie, aan wie en door wie
Personen
De onderzoeker met wie ik samenwerk, komt uit Spanje
De wetenschapper aan wie de prijs is toegekend, werkt in Nijmegen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat:
De docent leest een zin voor en jullie hebben 30 seconden om te bepalen wat het juiste verwijswoord is dat in de zin moet komen te staan.

Hoe:
Je krijgt 6 kaartjes met verwijswoorden (waarmee, waaronder, waardoor, met wie, aan wie en door wie)
Hulp:
Je brein
Tijd:
30 seconden





  1. Dit is de pen _______ ik mijn aantekeningen heb gemaakt.
  2. Er zijn veel redenen _______ leerlingen graag zomervakantie hebben.
  3. De storm _______ veel bomen omvielen, zorgde voor gevaarlijke situaties.
  4. Hij is de persoon _______ ik het probleem heb besproken.
  5. Weet jij aan wie ik deze brief moet sturen?
  6. Dit is het boek _______ de schrijver gisteren is geïnterviewd.
  7. De docent gaf een lijst met onderwerpen _______ je kunt kiezen voor je presentatie.
  8. Het ongeluk _______ de files zijn ontstaan, gebeurde op de snelweg.
  9. Zij is degene _______ we altijd samenwerken aan groepsopdrachten.
  10. De leerling _______ de beste resultaten behaalde, kreeg een certificaat.
timer
0:30

Slide 6 - Diapositive

waarmee
waaronder
waardoor
met wie
aan wie
door wie
waaronder
waardoor
met wie
door wie
die
Tekstdoelen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

5W+1H
  • Als je een informerende tekst, zoals een nieuwsbericht, moet maken dan begin je niet meteen met schrijven. Je bereidt het schrijven eerst voor. 
  • Dat doe je door antwoord te geven op een aantal vaste vragen.
  • De 5W+1H-vragen.

  • Als je de vragen hebt beantwoord, dan kun je beginnen met het schrijven van je informerende tekst. 
  • In je tekst verwerk je alle antwoorden.


Schrijfplan

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Wat:
Je gaat nu oefenen met het schrijven van een informatieve tekst

Hoe:
Op papier of laptop

Hulp: Je brein

Tijd:
25 minuten

Klaar? 
Lever het in via SomToday/bij je docent
timer
25:00

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
  • Welke verwijswoorden hebben we deze les besproken?
  • Wanneer gebruik je waarmee, waaronder, waardoor?
  • Wanneer gebruik je met wie, aan wie, door wie?

  • Wat is het doel van een informatieve tekst?
  • Waaruit bestaat een informatieve tekst (opbouw)


Huiswerk:
Maak je informatieve tekst af en lever deze, deze week nog in bij je docent

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions