Ontwikkelingspsychologie les 3 schoolkind

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent het verdwijnen van egocentrisme bij een kleuter?
A
Dat een kleuter steeds beter in staat is om samen te spelen en anderen te begrijpen.
B
Dat een kleuter volledig onafhankelijk wordt van anderen.
C
Dat een kleuter geen fantasie meer gebruikt tijdens het spelen.
D
Dat een kleuter liever alleen speelt dan met anderen.

Slide 4 - Quiz

In welke fase van de seksuele ontwikkeling bevindt de kleuter zich?
A
Orale fase
B
Anale fase
C
Fallische fase
D
Latentiefase

Slide 5 - Quiz

Welke stelling hoort bij de fallische fase?
A
Lust wordt ervaren via de mond
B
Het kind raakt gefascineerd door de eigen ontlasting
C
Het kind is niet geïnteresseerd in het eigen lichaam
D
Het kind wordt zich bewust van eigen geslachtsdelen

Slide 6 - Quiz

Wat is een kenmerk van het Oedipuscomplex volgens Freud?
A
Het kind ontwikkelt een sterke band met beide ouders zonder conflicten.
B
Het kind voelt rivaliteit met de ouder van hetzelfde geslacht en genegenheid voor de ouder van het andere geslacht.
C
Het kind leert voor het eerst sociale regels en richt zich vooral op groepsspel.
D
Het kind ervaart een gevoel van onafhankelijkheid en wil afstand nemen van beide ouders.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat kan een belangrijk gevolg zijn van het geven van positieve aanmoediging en complimentjes aan kinderen in de basisschoolleeftijd?
A
Kinderen ontwikkelen minder interesse in leren en spelen.
B
Kinderen krijgen een positief zelfbeeld en meer zelfvertrouwen.
C
Kinderen worden volledig onafhankelijk van de begeleiding van volwassenen.
D
Kinderen worden juist afhankelijker van complimenten en bevestiging.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

In welke fase van de cognitieve ontwikkeling bevindt het schoolkind zich?
A
Sensomotorische fase
B
Pre-operationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel- operationele fase

Slide 14 - Quiz

Welke stelling is NIET waar?
A
Bij schoolkinderen gaat het fantasiedenken over in realiteitsdenken
B
Het kind bekijkt de wereld niet meer vanuit zijn eigen fantasie maar ziet de werkelijkheid
C
Bij schoolkinderen gaat het realiteitsdenken over in het fantasiedenken
D
Kinderen in de basisschoolleeftijd leren allerlei vaardigheden die nodig zijn om succesvol te zijn in de maatschappij.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat gebeurt er meestal rond het tiende jaar bij kinderen in hun relaties met leeftijdsgenoten?
A
Ze beginnen allemaal vrienden te maken met kinderen van het andere geslacht.
B
Ze ontwikkelen een sterkere behoefte om bij de groep te horen en hechten minder waarde aan individuele identiteit.
C
Ze beginnen het andere geslacht als minder interessant te beschouwen en hechten meer waarde aan vriendschappen binnen hun eigen geslacht.
D
Ze beginnen zichzelf steeds meer terug te trekken en vermijden contact met leeftijdsgenoten.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Wat gebeurt er met de interesse van kinderen tussen de 6 en 11 jaar in hun eigen lichaam en dat van anderen?
A
De interesse in het eigen lichaam neemt toe en ze beginnen veel vragen te stellen over seksualiteit en intimiteit.
B
De interesse in het eigen lichaam en dat van anderen neemt af, en ze richten zich meer op andere kennis.
C
Ze zijn vooral geïnteresseerd in lichamelijke veranderingen en stellen geen vragen over andere onderwerpen.
D
Ze verliezen totaal interesse in alles wat met hun lichaam te maken heeft.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive