werkwoordspelling groep 6 t.t blok 5 + start v.t.

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 6

Dit kun je al!

Je kunt de persoonsvorm vinden in een zin.

Je kunt het onderwerp vinden in een zin.

Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed schrijven.

Je kunt werkwoorden die van klank veranderen in de verleden tijd goed schrijven. (lopen - liep - gelopen,  vinden - vond - gevonden)

Je hebt nodig:

- je staalboekje > werkwoorden en je wisbordje

werkwoordschema

1. Moet ik de persoonsvorm invullen?

            JA > tegenwoordige tijd > stam

                                                                   stam + t

                                                                   hele werkwoord

        NEE > (volt deelw) > gewone regels (langermaakwoord)

(vertrouwen) Ik heb haar heel lang .........

1. vertrouwt
2. vertrouwd

(kopen) Gisteren ....... ik mijn favoriete boek.

(afbranden) Het huis is gisteren volledig.......

(braden) .......... jij het vlees 20 minuten?

Dit ga je leren!

Je leert de regels voor de persoonsvorm in de verleden tijd bij werkwoorden die klankvast zijn.

werkwoordschema

Moet ik de pv invullen > NEE > gewone regels.

Ja > tegenwoordige of verleden tijd?

                                     verandert van klank > gewone regels

                     NIEUW klank vast > enkelvoud > stam +de/ stam+te

                                                               meerv > stam +den / stam +ten

Ik doe het voor

wandelen

Karsten .............. vandaag door het park. 

Karsten .............. gisteren door het park.

Karsten heeft door het park ......................

Ik doe het voor

werken

De kinderen .............. vandaag aan hun weektaak.

De kinderen .............. gisteren door het park.

De kinderen hebben aan hun weektaak ..................

We oefenen samen: wisbordje

 Vul de juiste vorm in van het werkwoord vertellen

1. De juf .................. een verhaal. (t.t)

2. De juf ................ gisteren een verhaal. (v.t.)

3. De juf heeft een verhaal ................... 

We doen het samen: wisbordje

Vul de juiste vorm van het werkwoord fietsen

1.  Het meisje ................. naar haar oma (t.t.)

2. Het meisje ............... naar haar oma (v.t.)

3. Het meisje is naar haar oma .................

verbouwen

De boeren ............................ vorig jaar graan op hun akker.

vinden

........... jij het cadeautje leuk?

afmelden

Hij ................... zich vorige week af voor het toernooi.

Nog een paar tips

* Gebruik bij werkwoordspelling ALTIJD je schema.

* Twijfel je over stam + t? Vul het werkwoord lopen of smurfen in.

Ik kan de stam van een werkwoord schrijven.

😒🙁😐🙂😃

Ik weet welke regels ik moet gebruiken om de persoonsvorm tegenwoordige tijd te schrijven.

😒🙁😐🙂😃