D5 Oefenexamens TOA

Vraag 1
maximaal 2 punten
Hiernaast staan de resultaten van een consumententest van stofzuigers. 

Waarom krijgt stofzuiger LUTZ Performer een hoger cijfer op energieverbruik dan stofzuiger Help@Home xv6?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vraag 1
maximaal 2 punten
Hiernaast staan de resultaten van een consumententest van stofzuigers. 

Waarom krijgt stofzuiger LUTZ Performer een hoger cijfer op energieverbruik dan stofzuiger Help@Home xv6?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 1 - Diapositive

Waarom krijgt stofzuiger LUTZ Performer een hoger cijfer op energieverbruik dan stofzuiger Help@Home xv6?
Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 2 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
- kijk in de tabel naar de gegevens over energieverbruik
- het gemiddeld verbruik van stofzuiger LUTZ Performer is lager dan dat van de stofzuiger Help@Home xv6

Stap 2
concludeer hieruit dat de LUTZ Performer goedkoper is in gebruik en/of beter is voor het milieu en daarom een hoger cijfer krijgt voor energieverbruik

Stap 3
noteer iets als: De LUTZ Performer krijgt een hoger cijfer voor energieverbruik omdat deze een lager gemiddeld verbruik heeft dan de Help@Home

Slide 3 - Diapositive

Vraag 2
maximaal 3 punten
Hilal en Jamie bekijken een website over parkeren in het centrum van Arnhem. 

Zij willen zaterdag van 17:00 tot 23:30 in de stad parkeren. Hoeveel goedkoper is parkeren in de Musisgarage dan aan de Rijnkade?



Slide 4 - Diapositive

Zij willen zaterdag van 17:00 tot 23:30 in de stad parkeren. Hoeveel goedkoper is parkeren in de Musisgarage dan aan de Rijnkade?

Slide 5 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bereken de tijd voor het tarief van 1,35 per 30 minuten
17:00 tot 18:00 = 1 uur
bereken de tijd voor het tarief van 0,50 per 30 minuten
18:00 tot 23:30 = 5,5 uur
de kosten in de Musisgarage
2 x 1,35 + 11 x 0,50 = 8,20

Stap 2
bereken de tijd voor het tarief van 0,40 per 10 minuten
4 uur (betaald parkeren tot 21 uur)
kosten voor de Rijnkade
 4 x 6 x 0,40 = 9,60

Stap 3 - volgende pagina

Slide 6 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
de kosten in de Musisgarage
2 x 1,35 + 11 x 0,50 = 8,20

Stap 2
kosten voor de Rijnkade
 4 x 6 x 0,40 = 9,60

Stap 3
bereken het verschil
9,60 - 8,20 = 1,40
€ 1,40 
(LET OP rekenmachine geeft 1,4 
maar bedragen altijd met 2 decimalen)

Slide 7 - Diapositive

Vraag 3
maximaal 4 punten
Wesley organiseert een barbecue voor 42 personen. 1 op de 6 personen eet vegetarisch. Wesley koopt voor iedereen een slagerspakket of een vegapakket.

?

Slide 8 - Diapositive

?

Slide 9 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel vegetarische pakketten je nodig hebt en wat de kosten hiervan zijn
1 op 6 vegetarisch, totaal 42 personen
42 ; 6 = 7
kosten vegetarische pakketten 7 x 6,50  = 45,50

Stap 2
bereken kosten slagerspakketten
42 - 7 = 35 slagerspakketten
35 x 5,50 = 192,50

Stap 3 en 4 volgende pagina

Slide 10 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
kosten vegetarische pakketten 7 x 6,50  = 45,50

Stap 2
kosten slagerspakketten
35 x 5,50 = 192,50

Stap 3 
bereken totale kosten
45,50 + 192,50 = 238

Stap 4 
bereken gemiddelde
238 : 42 = 5,66666
afgerond € 5,67

Slide 11 - Diapositive

Vraag 4
maximaal 3 punten
Debby kijkt naar de inkomsten en uitgaven op haar bankrekening.

Debby spaart elke maand zoveel mogelijk. Het bedrag dat overblijft na het betalen van haar maandelijkse uitgaven, zet ze op haar spaarrekening.

Hoeveel kan Debby per jaar sparen als ze de overige maanden gemiddeld net zo veel spaart als deze 2 maanden?



Slide 12 - Diapositive

Hoeveel kan Debby per jaar sparen als ze de overige maanden gemiddeld net zo veel spaart als deze 2 maanden?

Slide 13 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
spaarbedrag oktober
1856 ,64 - 1425,21 = 431,43

Stap 2
spaarbedrag november
1856,64 - 1466,72 = 389,92

Stap 3
bereken het spaarbedrag in 2 maanden
431,43 + 389,92 = 

Stap 3
volgende dia

Slide 14 - Diapositive

Uitleg
spaarbedrag oktober
1856 ,64 - 1425,21 = 431,43

spaarbedrag november
1856,64 - 1466,72 = 389,92

Stap 3
bereken het spaarbedrag in 2 maanden
431,43 + 389,92 = 821,35

Stap 3
bereken het spaarbedrag in 12 maanden
821,35 x 6 = 4928,1
bedragen met 2 decimalen dus € 4928,10

Slide 15 - Diapositive

Vraag 5
maximaal 3 punten
Brent is 21 jaar en werkt 24 uur per week. Wat is zijn bruto minimumloon per jaar, zonder vakantiegeld?



Slide 16 - Diapositive


Brent is 21 jaar en werkt 24 uur per week. Wat is zijn bruto minimumloon per jaar, zonder vakantiegeld?

Slide 17 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
lees het uurloon af: 13,27 euro per uur

Stap 2
bereken het loon per week
13,27 x 24 = 318,48

Stap 3
bereken het loon per jaar
318,48 x 52 = 16404,96

Slide 18 - Diapositive

Vraag 6
maximaal 3 punten
Het bruto minimumloon per maand neemt elk jaar toe tussen het 15e en het 21e levensjaar. 

Hayley zegt: de grootste toename in het fulltimesalaris op basis van 40 uur per week (NIET BBL) vanaf je 18e, is van je 20e naar je 21e. Heeft Hayley gelijk? Leg je antwoord uit met een berekening.



Slide 19 - Diapositive

Hayley zegt: de grootste toename in het fulltimesalaris op basis van 40 uur per week (NIET BBL) is vanaf je 18e is van je 20e naar je 21e. klopt de bewering van Hayley? Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 20 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bereken alle verschillen tussen 18 en 19, 19 en 20 en 20 en 21
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 



Slide 21 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
bereken alle verschillen tussen 18 en 19, 19 en 20 en 20 en 21
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 

Dit is het absolute verschil, maar je moet het relatieve verschil bekijken.

Slide 22 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
bereken alle verschillen tussen 18 en 19, 19 en 20 en 20 en 21
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 

Stap 2
bereken de relatieve stijging in procenten
van 18 naar 19: 228,80 : 1150,91 = 19,8%
van 19 naar 20: 461,50 : 1379,71 = 33,4%
van 20 naar 21: 459,33 : 1840,76 =  25%

Stap 3
zie volgende dia

Slide 23 - Diapositive

Uitleg
Stap 3
Het grootste relatieve verschil zit in de stap van 19 naar 20 jaar, dus de bewering van Hayley is niet juist.

LET OP: Bij dergelijke vragen levert alleen het eindantwoord 0 punten op als er geen correcte berekening of beredenering is genoteerd. Zelfs al is het antwoord juist, dit antwoord kan namelijk makkelijk gegokt worden (50% kans op het goede antwoord.)

Slide 24 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 

Stap 2
bereken de relatieve stijging in procenten
van 18 naar 19: 228,80 : 1150,91 = 19,8%
van 19 naar 20: 461,50 : 1379,71 = 33,4%
van 20 naar 21: 459,33 : 1840,76 =  25%

Stap 3
Het grootste relatieve verschil zit in de stap van 19 naar 20 jaar, dus de bewering van Hayley is niet juist.

Slide 25 - Diapositive

Vraag 7
maximaal 3 punten
Hoeveel bussen rijden er op maandag tussen 7 en 10 uur 's morgens?


Slide 26 - Diapositive

Hoeveel bussen rijden er op maandag tussen 7 en 10 uur 's morgens?

Slide 27 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
kijk welke rij je moet hebben: maandag dus 1e rij


Stap 2


Stap 3
 

Stap 3

Slide 28 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
kijk welke rij je moet hebben: maandag dus 1e rij

Stap 2
kijk welke kolommen je moet hebben: 7 tot 10 dus de 3 kolommen met de pijl erboven

Stap 3
tel in elke kolom het aantal bussen
7 tot 8: 4 bussen
8 tot 9: 6 bussen
9 tot 10: 5 bussen

Stap 4 - volgende pagina

Slide 29 - Diapositive

Uitleg
Stap 3
tel in elke kolom het aantal bussen
7 tot 8: 4 bussen
8 tot 9: 6 bussen
9 tot 10: 5 bussen

Stap 4
tel het totaal aantal bussen bij elkaar op
4 + 6 + 5 = 15


Slide 30 - Diapositive

Vraag 8
maximaal 3 punten
Jeroen zegt: in 1960 waren er evenveel 0- tot 19-jarigen als er rond 2040 zullen zijn. Is deze bewering juist? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Diapositive

Jeroen zegt: in 1960 waren er evenveel 0- tot 19-jarigen als er rond 2040 zullen zijn. Is deze bewering juist? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bekijk de grafiek en kijk welke lijn de 0- tot 19-jarigen zijn: groene lijn

Stap 2
kijk waar de groene lijn staat in 1960 en rond 2040
zie rode pijlen

Stap 3
formuleer je conclusie: kun je op basis van deze gegevens een conclusie trekken over het aantal 0-19-jarigen?

Slide 33 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
bekijk de grafiek en kijk welke lijn de 0- tot 19-jarigen zijn: groene lijn

Stap 2
kijk waar de groene lijn staat in 1960 en rond 2040
zie rode pijlen

Stap 3
trek je conclusie: kun je op basis van deze gegevens een conclusie trekken over het aantal 0-19-jarigen?
Nee, want je weet niet hoe groot de totale bevolking was in 1960 of zal zijn in 2040. Je weet alleen het percentage, maar niet de aantallen. 

Slide 34 - Diapositive

Uitleg
Stap 3
trek je conclusie: kun je op basis van deze gegevens een conclusie trekken over het aantal 0-19-jarigen?
Nee, want je weet niet hoe groot de totale bevolking was in 1960 of zal zijn in 2040. Je weet alleen het percentage, maar niet de aantallen. 

Stap 4
Formuleer je antwoord: 
De uitspraak van Jeroen is niet juist. In deze grafiek zie je alleen de percentages van 1960 en 2040, maar omdat je de aantallen niet weet, kun je niet weten hoe het zit met de absolute aantallen.

Slide 35 - Diapositive

Uitleg
Stap 4
Formuleer je antwoord: 
De uitspraak van Jeroen is niet juist. In deze grafiek zie je alleen de percentages van 1960 en 2040, maar omdat je de aantallen niet weet, kun je niet weten hoe het zit met de absolute aantallen.

LET OP: Bij dergelijke vragen levert alleen het eindantwoord 0 punten op als er geen correcte berekening of beredenering is genoteerd. Zelfs al is het antwoord juist, dit antwoord kan namelijk makkelijk gegokt worden (50% kans op het goede antwoord.)

Slide 36 - Diapositive

Vraag 9
maximaal 3 punten
Johan wil zich inschrijven bij de sportschool. Hij twijfelt of hij losse lessen, een strippenkaart, een maand- of een jaarabonnement neemt.

Hij wil onbeperkt fitnessen en 4x per maand een groepsles doen. Hij wil uiteindelijk toch géén jaarabonnement.
Welk abonnement of combinatie van abonnementen is het goedkoopst voor Johan. Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden. Vergelijk in je antwoord minimaal twee opties.

Slide 37 - Diapositive

Johan wil onbeperkt fitnessen en 4x per maand een groepsles doen. Hij wil géén jaarabonnement.
Welk abonnement of combinatie van abonnementen is het goedkoopst voor Johan. Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden. Vergelijk in je antwoord minimaal twee opties.

Slide 38 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bekijk een abonnement dat aan de eisen voldoet
maandabonnement fitness + groepslessen Unlimited kan en kost 62,95 per maand

Stap 2
beschrijf en berekent minimaal één andere optie
maandabonnement fitness Unlimited + groepslessen kan en kost 35,95 + 40 =  75,95per maand
OF
maandabonnement fitness Unlimited + groepslessen Basis kan en kost 35,95 + 28,95 = 64,90 per maand

Stap 3 - volgende dia

Slide 39 - Diapositive

Uitleg
Stap 1

maandabonnement fitness + groepslessen Unlimited kost 62,95 per maand

Stap 2
maandabonnement fitness Unlimited + groepslessen kost 35,95 + 40 =  75,95per maand
OF
maandabonnement fitness Unlimited + groepslessen Basis kost 35,95 + 28,95 = 64,90 per maand

Stap 3
maandabonnement fitness + groepslessen Unlimited is de goedkoopste optie

Slide 40 - Diapositive

Vraag 10
maximaal 3 punten
Nicole bekijkt deze informatie over de bevolkingsgroei in Nederland.

Nicole zegt: In het jaar 2000 woonden ongeveer evenveel mensen in Nederland als in het jaar 2018, omdat de totale bevolkingsgroei in 2000 gelijk was aan die in 2018.

Waarom heeft Nicole ongelijk. Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of woorden.

Slide 41 - Diapositive

Nicole zegt: In het jaar 2000 woonden ongeveer evenveel mensen in Nederland als in het jaar 2018, omdat de totale bevolkingsgroei in 2000 gelijk was aan die in 2018.

Waarom heeft Nicole ongelijk. Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of woorden.

Slide 42 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bekijk de cijfers over de bevolkingsgroei - rode lijn
bevolkingsgroei alle jaren van 50 tot 100 (x1000)

Stap 2
verbind een conclusie hieraan
het bevolkingsaantal is vanaf 2000 ieder jaar gestegen

Stap 3
formuleer je antwoord
het bevolkingsaantal in 2018 was groter dan in 2000

Slide 43 - Diapositive

Vraag 11
maximaal 3 punten
Nicole bekijkt deze informatie over de bevolkingsgroei in Nederland.

Voor hoeveel procent van de totale bevolkingsgroei in 2018 was natuurlijke aanwas de oorzaak? Rond je antwoord af op een geheel getal.




Slide 44 - Diapositive

Voor hoeveel procent van de totale bevolkingsgroei in 2018 was natuurlijke aanwas de oorzaak? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 45 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
lees de totale bevolkingsgroei in 2018 af
110000

Stap 2
lees de natuurlijke aanwas af
200000

Stap 3
bereken het percentage
20000 : 110000 x 100  = 18%
(alles tussen 14 en 24% wordt goedgerekend)

Slide 46 - Diapositive

Vraag 12
maximaal 3 punten
Een evenementenbureau heeft onderzocht hoeveel mensen in Nederland een festival bezoeken van april t/m september.

Julia ziet deze grafiek en zegt dat er in september ongeveer twee keer zo veel festivalbezoekers waren als in april. 

Heeft Julia gelijk of ongelijk? Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij woorden en een berekening.

Slide 47 - Diapositive

Julia ziet deze grafiek en zegt dat er in september ongeveer twee keer zo veel festivalbezoekers waren als in april.

Heeft Julia gelijk of ongelijk? Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij woorden en een berekening.

Slide 48 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bekijk de afbeelding en kijk of er opvallende zaken zijn
LET OP: de hoogte van de staven zegt niet alles vanwege de zaagtand aan de linkerkant, de staven zijn dus niet volledig

Stap 2
lees het aantal bezoekers in september af: 4 000 000

Stap 3
lees het aantal bezoekers in april af: 2 800 0000

Stap 4 - volgende dia

Slide 49 - Diapositive

Uitleg
Stap 2
lees het aantal bezoekers in september af: 4 000 000

Stap 3
lees het aantal bezoekers in april af: 2 800 0000

Stap 4
trek de conclusie
Julia heeft ongelijk, want in september zijn er wel meer bezoekers, maar niet 2x zo veel (2,8 miljoen x 2 is veel meer dan 4 miljoen of de helft van 4 miljoen is meer dan 2,8 miljoen)

Slide 50 - Diapositive

Vraag 12
maximaal 3 punten
Een evenementenbureau heeft onderzocht hoeveel mensen in Nederland een festival bezoeken van april t/m september.

Julia ziet deze grafiek en zegt dat er in september ongeveer twee keer zo veel festivalbezoekers waren als in april. 

Heeft Julia gelijk of ongelijk? Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij woorden en een berekening.

Slide 51 - Diapositive

Vraag 8
maximaal 4 punten
Een evenementenbureau heeft onderzocht hoeveel mensen in Nederland een festival bezoeken van april t/m september.

Veel mensen bezoeken een festival in de zomermaanden juni, juli en augustus.

Hoeveel miljoen festivalbezoekers zijn er gemiddeld per zomermaand? Rond je antwoord af op twee decimalen.

Slide 52 - Diapositive

Hoeveel miljoen festivalbezoekers zijn er gemiddeld per zomermaand? Rond je antwoord af op twee decimalen.

Slide 53 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bereken het totaal aantal bezoekers in de zomermaanden
juni: 4500000 juli: 5000000 augustus: 3750000
opgeteld: 13250000

Stap 2
bereken het gemiddeld aantal bezoekers per maand: 
13250000 : 3 = 4416666

Stap 3
noteer het afgeronde aantal bezoekers in miljoenen

Slide 54 - Diapositive