Transport BS 3: Het bloedvatenstelsel

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Diapositive

Thema 2: Transport
Basisstof 3:
Het bloedvatenstelsel

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kent de functies en kenmerken van aders, slagaders en haarvaten en kunt de relatie tussen bouw en werking uitleggen.
  2. Je kunt zuurstofgehalte, stroomrichting en verloop van bloeddruk en stroomsnelheid in de delen van het bloedvatenstelsel toelichten.

Slide 3 - Diapositive

Typen bloedvaten
Slagader / arterie
  • Dikke, elastische wand
  • van glad spierweefsel
  • Vertakt in arteriolen

Haarvat / capillair
  • enkele cellaag dik

Ader / venen
  • Dunne wand
  • kleppen
  • Vertakken in venulen
Binas 84C2

Slide 4 - Diapositive

(Ader)kleppen
Laten het bloed in één richting stromen

Zodat het niet door de zwaartekracht terugstroomt naar de organen

Slide 5 - Diapositive

Vernauwen en verwijden
Dankzij de spierlaag in (slag)aders kunnen deze vernauwen (vasoconstrictie) en verwijden (vasodilatatie).
Dit om bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur of de bloeddruk te regelen

Slide 6 - Diapositive

Haarvaten
  • Bij de organen vertakken de slagaders in haarvaten 
  • In de wand van de haarvaten zitten kleine openingen.
  • De cellen in de wand van een haarvat laten weefselvloeistof (bloedplasma) en witte bloedcellen door.

Slide 7 - Diapositive

Naamgeving van bloedvaten



Van hart (af) naar nier = nierslagader




Van nier naar hart (toe) = nierader
Binas 84A

Slide 8 - Diapositive

Poortader
  • Een uitzondering op de (slag)aders is de poortader.
  • De poortader vervoert zuurstofarm bloed van het darmkanaal naar de lever.
  • Glucose wordt van de darmen naar de lever vervoerd en daar opgeslagen als glycogeen.

Slide 9 - Diapositive

aan de slag
Lees BS3 t/m blz. 83
Maak opdr. 27 t/m 33

Slide 10 - Diapositive

Bloeddruk
De bloeddruk is druk van bloed tegen de wanden van bloedvaten

Hoge druk bij samentrekken kamers (bovendruk / systolische druk)
Laag tijdens de hartpauze (onderdruk / diastolische druk)

Bovendruk
Onderdruk

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

bloeddruk 120/80
120= Bovendruk                             80= onderdruk


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Hoge bloeddruk
  • stress
  • roken
  • overgewicht
  • zout
Langdurige hoge bloeddruk beschadigt de wanden van de slagaders!

Slide 15 - Diapositive

Atherosclerose
Atherosclerose ook wel slagaderverkalking is het gevolg van het afzetten van cholesterol tegen de wand van het bloedvat.

Kan leiden tot trombose (verstopping door bloedprop) en infarcten (afsterven cellen door zuurstoftekort)

Slide 16 - Diapositive

Bloeddruk en stroomsnelheid
1. Er is te zien dat de bloeddruk afneemt tijdens het stromen van het bloed door de slagaders via de haarvaten naar de aders. 
2. Verband stroomsnelheid bloed en totale doorsnede bij de verschillende typen bloedvaten.
3. Stroomsnelheid bloed is het laagst in haarvaten maar de totale doorsnede van dit type is het hoogst.

Binas 84E1

Slide 17 - Diapositive

Regeling van de bloeddruk

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
Maken opdracht 27 t/m 43
Olympiade opdracht 4

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

De wand van een slagader is ...
De bloeddruk in een slagader is ...
A
Dik en Hoog
B
Dik en Laag
C
Dun en Hoog
D
Dun en Laag

Slide 21 - Quiz

De meeste slagaders zijn
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 22 - Quiz


Slagaders hebben aderkleppen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 23 - Quiz

Welke is de holle ader?
A
2
B
1
C
4
D
7

Slide 24 - Quiz

Een ader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Bevat meestal zuurstofrijk bloed
D
Bevat meestal zuurstofarm bloed

Slide 25 - Quiz

Haarvaten hebben:
A
De dikste wand
B
Een dikke wand, maar niet de dikste.
C
Een wand die uit 1 cellaag bestaat.
D
Geen wand.

Slide 26 - Quiz

Hoe dik is een haarvat?
A
Zo dik als een haar
B
Zo dik als één cel
C
Zo dik als een slagader
D
Zo dik als een vinger

Slide 27 - Quiz

Wat is de functie van een haarvat
A
Zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen overbrengen
B
Koolstofdioxide en afvalstoffen van de cellen afvoeren
C
Zuurstof en voedingsstoffen van de cellen afvoeren
D
Koolstofdioxide en afvalstoffen naar de cellen overbrengen

Slide 28 - Quiz

Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 29 - Quiz

wat kun je zeggen over de hoeveelheid bloed die een haarvat instroomt en die een haarvat uitstroomt?
A
er stroomt meer in dan uit
B
er stroomt evenveel in als uit
C
er stroomt minder in dan uit

Slide 30 - Quiz

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 31 - Quiz


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader, onderdeel van de kleine bloedsomloop.
B
Armslagader, onderdeel van de kleine bloedsomloop
C
Armader, onderdeel van de grote bloedsomloop.
D
Armslagader, onderdeel van de grote bloedsomloop

Slide 32 - Quiz

Wat is de bloeddruk?
A
Druk die het bloed uitoefent in een haarvat
B
Druk van bloed op wanden van slagaders
C
Druk van bloed op alleen de linkerkamer
D
Bloed dat heel veel energie heeft

Slide 33 - Quiz

Een bloeddruk van 120/80 is een gezonde bloeddruk
A
onjuist
B
juist

Slide 34 - Quiz

Vlooien zuigen bloed
Vlooien bijten hun slachtoffers om bloed op te zuigen uit de haarvaten.
Vanwege welk verschil tussen haarvaten, aders en slagaders zijn haarvaten voor vlooien het meest geschikt om bloed uit op te zuigen?

A
De bloeddruk in haarvaten is lager dan die in aders en slagaders.
B
De stroomsnelheid van het bloed in haarvaten is lager dan die in aders en slagaders.
C
De wand van haarvaten is dunner dan die van aders en slagaders.
D
De zuurstofconcentratie in haarvaten is hoger dan die in aders en slagaders.

Slide 35 - Quiz

De tijd die verloopt tussen het moment waarop bij de mens een bloedcel de rechterkamer verlaat en het moment waarop deze aankomt in de linkerboezem is over het algemeen kort. De tijd die verloopt tussen het moment waarop een bloedcel de linkerkamer verlaat en het moment waarop deze aankomt in de rechterboezem is over het algemeen lang.

Waardoor wordt dit tijdsverschil veroorzaakt?
A
door verschil in stroomsnelheid van het bloed
B
door verschil in bloeddruk
C
door verschil in hoeveelheid bloed
D
door verschil in weglengte

Slide 36 - Quiz

Bij een grotere gezamenlijke diameter van de bloedvaten, wordt de stroomsnelheid van het bloed..
A
Hoger
B
Lager
C
Blijft gelijk

Slide 37 - Quiz

Van verschillende bloedvaten van de grote ​ bloedsomloop
van de mens worden de volgende ​gegevens verzameld:​
1) de stroomsnelheid vh bloed ,​ 2) de hoeveelheid elastische
vezels in de wand​ 3) de permeabiliteit van de wand ​
4) de bloeddruk in deze bloedvaten.​
Met welke letter wordt het diagram weergegeven
waarin​ de stroomsnelheid van het bloed​ staat?
A
Diagram P
B
Diagram Q
C
Diagram R
D
Diagram S

Slide 38 - Quiz

Ik heb de leerdoelen van deze les onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 40 - Question ouverte