scene opbouw M2

• Drama
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Theorie van je mini-voorstelling

Doel:

Inzichtelijk maken van dramaturgische keuzes voor jullie mini-voorstelling: klassenstrijd

In je groepje beschrijf  en verwoord je de keuzes die je maakt voor je scene.

Spelgegevens

Beschrijf in de volgende sheet de spelgegevens voor jullie scenes.

WIE

WAT

WAAR

WAAROM

WANNEER

Wie zitten er allemaal in jullie groepje?

Wie is de protagonist (de hoofdpersoon ) van de scene? Wat is zijn of haar motief (wat wil diegene bereiken)?

Wie is de antagonist (de tegenstander van de hoofdpersoon ) van de scene? Wat is zijn of haar motief (wat wil diegene bereiken)?

Wie is de tritagonisten (de hulprollen) van de scene? Wat zijn hun motieven (wat wil diegene bereiken)?

Waar spelen de scenes zich af?

In welke tijd/op welk moment spelen de scenes zich af? Zit er tijd tussen de scenes?

Wat is het motorisch moment van de voorstelling?

Wat is de climax van de voorstelling?

Maak een lijst van Theatrale Vormgevingsmiddelen:
Kostuums, decor, attributen, muziek, licht.

Maak een taakverdeling: Wie speelt wie? wie is verantwoordelijk voor de vormgevingsmiddelen? Wie is aanspreekpunt voor de docent?

Met welke scene beginnen jullie met repeteren? Hoe pak je dit aan?

Waar hebben jullie hulp bij nodig?

Aan de slag

Repeteer een van de drie scenes.

Ben je klaar? Laat de scene zien aan je docent voor feedback.