2VW H4 Voegwoord/ 2HV H5 Voegwoord

Grammatica woordsoorten
  • Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzinnen 
  • Voegwoorden
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten
  • Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzinnen 
  • Voegwoorden

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Tien minuten lezen
- Terugblik Telwoord
- Uitleg theorie Voegwoord
- Klassikaal oefenen Lessonup 
Energizer?
- Aan de slag!
- Oefeningen bespreken
- Afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel:
Na de les:
  • weet je wat een hoofdzin en bijzin  is 
  • kan je de voegwoorden herkennen
  • kan je de voegwoorden toepassen en samengestelde zinnen maken

Slide 3 - Diapositive

Tien minuten lezen
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Noem een voorbeeld van een onbepaald rangtelwoord.

Slide 5 - Question ouverte

Telwoord 'veel' is een...
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 6 - Quiz

Wat is geen telwoord?
A
eerste
B
meeste
C
kleinste
D
laatste

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort telwoord staat in de zin:

Er zijn vier soorten telwoorden.
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 8 - Quiz

Welke vragen heb je nog over de vorige paragraaf?
timer
1:00

Slide 9 - Question ouverte

Uitleg theorie
Draai je laptop met het scherm naar mij toe en kijk mee op het grote scherm.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 12 - Diapositive

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)


Slide 13 - Diapositive

Hoofdzin
Een hoofdzin is een zin die ook op zichzelf kan staan.
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
en, of, maar, want, dus

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 14 - Diapositive

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden: 
deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 
Er zijn er maar 5: 
 dus  en,     want,   of,    maar,      (DEWOM)              

Slide 15 - Diapositive

Bijzin
Een bijzin is een zin die niet op zichzelf kan staan.
Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....

De docent roept de leerlingen dus stoppen zij met praten.

Slide 16 - Diapositive

Voegwoorden

- onderschikkende voegwoorden

deze verbinden een hoofdzin en bijzin. 

aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.

Slide 17 - Diapositive

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar.



- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.

- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.

- PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.

- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.

- BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 18 - Diapositive

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 19 - Diapositive

Onderschikkend en nevenschikkend
Nevenschikkend : minimaal twee hoofdzinnen 
Bijv.: {hoofdzin Ik (ow) heb nooit geld bij me}, want {hoofdzin ik (ow) gebruik mijn pinpas}.
Onderschikkend: hoofdzin met bijzin(nen)
Bijv.: {hoofdzin Cheryll (ow) heeft besloten ( bijzin dat zij (ow) contant geld meeneemt) en ( bijzin dat ik (ow) met mijn pinpas betaal)}.

Slide 20 - Diapositive

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 21 - Quiz

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 22 - Quiz

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 23 - Quiz

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.


A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 24 - Quiz

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 25 - Quiz

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 26 - Quiz

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 27 - Question de remorquage

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 28 - Question de remorquage

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Het gaat regenen, ......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
maar af en toe zal de zon schijnen.
hoewel de de zon af en toe zal schijnen.

Slide 29 - Question de remorquage

Wat is in deze zin het voegwoord? Noteer wat voor voegwoord het is.
Zij heeft de zomer in haar bol, want de zon schijnt.

Slide 30 - Question ouverte

Maak een zin met het voegwoord 'want'. Het voegwoord moet twee hoofdzinnen verbinden.

Slide 31 - Question ouverte

Maak een zin met het voegwoord 'omdat'
Het voegwoord moet een bijzin en een hoofdzin verbinden.

Slide 32 - Question ouverte

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 5 van blz. 158/159 in je schrift. 

Klaar? --> Lezen in je leesboek. 
timer
15:00

Slide 33 - Diapositive

Hoofd, schouders, knie, etui
  • Vorm tweetallen. Twee personen gaan tegenover elkaar staan.
  • Leg een etui tussen jullie in.
  • De spelleider roept afwisselend 'hoofd, schouders of knie'. Probeer zo snel mogelijk het genoemde aan te raken
  • Als de spelleider 'etui' roept, probeer je zo snel mogelijk de etui te pakken. Wie de etui als eerste heeft, wint. 
timer
5:00

Slide 34 - Diapositive

Nakijken opdracht 1
a  maar (ns.vgw),  en (ns.vgw) 
b doordat (os.vgw) 
c omdat (os.vgw) 
d terwijl/als/zodra (os.vgw) 
e Als/Voordat (os.vgw), of (ns.vgw) 
f want (ns.vgw) 

Slide 35 - Diapositive

Nakijken opdracht 2
1 Zodra (os.vgw), en (ns.vgw) 
2  dat (os.vgw), maar (ns.vgw) 
3 Toen (os.vgw), omdat (os.vgw)
4 Aangezien (os.vgw), of (os.vgw), of (ns.vgw)
5 Hoewel (os.vgw), want (ns.vgw) 
6 voordat (os.vgw),dus (ns.vgw) 


Slide 36 - Diapositive

Nakijken opdracht 5
Adonis was zo’n (aanw.vnw) buitengewoon (bw) knappe (bn) jongeman dat (os.vgw) de godin Aphrodite verliefd op hem (pers.vnw) werd. Helaas was de jongen nogal (bw) roekeloos (bn) als (os.vgw) hij op jacht was naar (vz) gevaarlijk wild (czn), zijn favoriete tijdverdrijf (azn). Toen (os.vgw) Adonis op zekere (onbep.vnw) dag een wild (bn) zwijn aanviel, draaide het (blw) dier zich (wed.vnw) plotseling om (bw) en doorboorde het (pers.vnw) met zijn slagtand Adonis’ dij (czn). 


Slide 37 - Diapositive

Nakijken opdracht 5
Die (aanw.vnw) probeerde te vluchten, maar (ns.vgw) zijn been weigerde, zodat (os.vgw) het zwijn hem kon doden. Aphrodite was (kww) diep (bw) bedroefd (bn). Maar gelukkig (bw) kon (hww) Zeus haar troosten (zww). De oppergod zorgde ervoor dat haar (bez.vnw) lief (czn) op de eerste (onbep.rangtelw) lentedag (azn) de onderwereld mocht verlaten om (vz) bij haar (pers.vnw) te zijn.

Slide 38 - Diapositive

Nakijken opdracht 5
Overal waar (bw) hij (pers.vnw) liep, ontloken dan vele (onbep.hoofdtelw) bloemen en begonnen alle (onbep.hoofdtelw) vogels te fluiten. Iedere (onbep.vnw) herfst keerde Adonis (zn-e) terug (bw) naar het dodenrijk en (ns.vgw) huilde de natuur vanwege (vz) zijn (bez.vnw) vertrek (azn). Naar Adonis is een prachtig (bw) bloeiende plant genoemd (zww).


Slide 39 - Diapositive

Ik weet het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage

Maak een zin waarin je een onderschikkend voegwoord gebruikt.

Slide 41 - Question ouverte

Deze les vond ik...
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Sondage

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 43 - Quiz

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 44 - Quiz

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 45 - Quiz

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 46 - Quiz

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 47 - Quiz

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 48 - Quiz