Gastheer/gastvrouw Les 1: Hoe werkt de horeca?

Gastheer/gastvrouw
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Consumptieve techniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Gastheer/gastvrouw

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
  • Hoe werkt de horeca?
  • Verschillende typen bedrijven
  • Bedrijfsformule 
  • Doelgroep
  • geschiedenis
  • Draagmethodes

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • kan je vertellen wat het verschil tussen een dienst en een product
  • kan je twee draagmethodes uitleggen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 1 horecabedrijf die je al kent?

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe goed ken jij de horeca?
Waar staat de naam Horeca voor?
1. Hotel
2. Restaurant
3. Caf

Slide 6 - Diapositive

De horeca is een groep bedrijven waar mensen komen om te slapen, te eten en te drinken. Het woord horeca is een afkorting voor de verschillende bedrijven die erbij horen. Plak de eerste twee letters van de woorden hotel, restaurant en café maar eens achter elkaar. Er staat dan horeca.

Horeca
  • Hotel - Logiesverstrekkend
  • Restaurant-Maaltijdverstrekkend
  • Cafe - Drankverstrekkend

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Blurring
Horeca en detailhandel gecombineerd!


Een kopje thee bij de kapper.

Slide 8 - Diapositive

De supermarkt en een kapperszaak horen niet bij de horeca, maar bij de bedrijfstak detailhandel. Er zijn steeds meer bedrijven die horeca en detailhandel combineren. Dit noem je blurring of branchevervaging. Denk maar aan een kapperszaak waar je tijdens het wachten een smoothie kunt bestellen of een koffiebar waar je ook fietsen kunt kopen of laten repareren.

Twee verschillende producten in de horeca

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Tastbaar
  • product
  • Niet tastbaar
  • dienst

Slide 10 - Diapositive

je hebt twee soorten producten: tastbaar en niet tastbaar. Tastbaar is het eigenlijke product en niet tastbaar is de dienst

Verschillende type horeca
  • Maaltijdverstrekkend
  • Drankverstrekkend
  • Logiesverstrekkend

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maaltijdverstrekkend
Restaurant:
luxe
bediening
menukaart
gezellige sfeer

Catering:
op locatie
verzorging van buffetten, feesten, eten, drinken, stoelen enz.
Fastfood:
Snel
niet duur
vaak geen bediening
vaak niet gezond


Slide 12 - Diapositive

Fastservice → Bedrijven waar je snel eten en drinken kunt bestellen en krijgt noem je ‘fastservice’. De fastservice hoort ook bij de horeca. Denk bijvoorbeeld aan de McDonald’s, Subway en de Starbucks. Hier is de service snel! Je neemt je bestelling mee voor onderweg. Je kunt ook bij het bedrijf zelf je bestelling eten, maar je blijft vaak niet lang tafelen of gezellig borrelen.

Drankverstrekkend

Café


Terras


Discotheek

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Logiesverstrekkend
1. logies
2. logies met ontbijt
3. halfpension
4. volpension
5. All inclusive

Slide 14 - Diapositive

  1. Logies: geen maaltijden of dranken inbegrepen
  2. Logies ontbijt: ontbijt inbegrepen (tot op de dag van vertrek)
  3. Half pension: ontbijt en diner inbegrepen (geen drankjes) vaak buffetvorm
  4. volpension: ontbijt, lunch en diner (geen drankjes) vaak buffetvorm
  5. All inclusive: ontbijt, lunch en diner en alles frisdranken, koffie en lokale alcoholische dranken eventueel ook snacks.

Wat is blurring?
A
slecht zien
B
horeca en detailhandel gecombineerd
C
horeca en cafe gecombineerd
D
thee drinken

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is een drankverstrekkend bedrijf?
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Recreatieve bedrijven
Recreatie = vrije tijd
Ontspanning
Vermaak
  • Uur recreatie
  • Dagrecreatie
  • Verblijfsrecreatie

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 1 recreatief bedrijven

Slide 18 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedrijfsformule = plan dat de
 ondernemer schrijft over hoe zijn
 bedrijf eruit moet komen te zien
 
Doelgroep = groep mensen aan wie
 de ondernemer zijn producten of
 diensten kan verkopen.

Slide 20 - Diapositive

  1. Bedrijfsformule = plan dat de ondernemer schrijft over hoe zijn bedrijf eruit moet komen te zien.
  2. Doelgroep = groep mensen aan wie de ondernemer zijn producten of diensten kan verkopen.

Wat zie je hier een product of een dienst?
A
dienst
B
product

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je een kamer boekt met ontbijt en diner (zonder drankjes) dan spreekt men van.....

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De zes P's
  • Plaats:          Waar staat het restaurant?
  • Product:       Wat wordt er verkocht of geserveerd?
  • Prijs:              Is het een duur of goedkoop restaurant?
  • Personeel:    Wat voor mensen werken er?
  • Presentatie:  Hoe ziet het restaurant eruit?
  • Promotie:      Hoe wordt reclame gemaakt?

Slide 23 - Diapositive

De zes P’s
Waarom zie je nooit een pannenkoekenrestaurant op een bedrijventerrein, of een cocktailbar langs de snelweg? Dat komt omdat restauranteigenaars goed nadenken over wat voor soort restaurant ze starten en waar ze dit het beste kunnen doen. Ze denken na over de zes P’s. Samen vormen deze P’s het horecaconcept. Ieder concept heeft zijn eigen formule. Een broodje bij de benzinepomp is goedkoper dan een uitgebreide lunch in een sterrenrestaurant. Een sterrenrestaurant maakt geen reclame met een groot lichtgevend bord. Dat ziet er niet mooi uit.
We hebben kunnen lezen bij de bedrijfsformule dat de marketinginstrumenten allemaal met een letter P beginnen. Omdat ieder ondernemer zijn zes P’s anders invult ontstaan er steeds verschillende bedrijfsformules en dus ook verschillende bedrijven
Het product is datgene wat de ondernemer wil gaan verkopen. Het doel van de ondernemer is mom met het verkopen van zijn ‘producten of diensten winst te maken
De prijs is het bedrag dat de gast moet betalen voor een product of een dienst. Eerst wordt de kostprijs berekend van het product. De kostprijs is het bedrag wat een ondernemer kwijt is om het product in te kopen en eventueel te bereiden.
De plaats van een horecabedrijf is ook bepalend voor de bedrijfsformule. Of je bedrijf nu aan de snelweg ligt of in een winkelcentrum. Je moet zorgen dat je goed bereikbaar bent.
Een bedrijf ligt of staat bij het hebben van goed personeel. Het belang van vakkennis wordt vaak onderschat bij een bedrijf. Vooral in de horeca is dat vaak merkbaar. Er werken veel jonge mensen die weinig werkervaring hebben en lage loonkosten hebben.
Ook de presentatie van een bedrijf is belangrijk. Dat is het visitekaartje van de zaak. Hiermee probeert de ondernemer zijn product zo verzorgt mogelijk aan te bieden.
Een bedrijf kan op verschillende manieren reclame maken. Tegenwoordig gaat dit vaak via internet. Het promoten van je bedrijf kan op veel meer verschillende maniere

Welke 'P' hoort bij : Hoe ziet het bedrijf eruit?
A
promotie
B
plaats
C
prijs
D
presentatie

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vroeger en nu
  • 1940  Friet uit Belgie 
  • 1950 chinese indonesische restaurant
  • 1960 vakantie naar Italie en Griekenland
  • 1970 Fastfoodketens komen zoals McDonalds
  • 1980 Economische crisis - aantal restaurants wordt minder
  • 1990-2000 meer internationale restaurants 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werken in de horeca
Waar staat de naam Horeca voor?
1. Hotel
2. Restaurant
3. Caf

Slide 26 - Diapositive

De horeca is een groep bedrijven waar mensen komen om te slapen, te eten en te drinken. Het woord horeca is een afkorting voor de verschillende bedrijven die erbij horen. Plak de eerste twee letters van de woorden hotel, restaurant en café maar eens achter elkaar. Er staat dan horeca.

Draagmethodes
Twee methodes:

Onderhandse draagmethode 

Bovenhandse draagmethode -) warm of koud

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderhandse draagmethode

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Bovenhandse draagmethode
koude borden

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Bovenhandse draagmethode
warme borden

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf oefenen
  • Maak groepjes van 3
  • Pak 3 borden
  • 1 diendoek
  • Neem genoeg ruimte
  • Zet de borden neer op tafel
  • wacht op instructies

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Einde hoofdstuk 1
Bestudeer voor de toets de pdf en en je aantekeningen.

Succes met de toets!

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions