Blok 5 Grammatica 5.4 Zinsdelen, PV, WWG, Zinsdelen - opdrachten

Blok 5 Grammatica

- Pak je laptop
- Zorg dat je potlood/pen hebt
- pak je leesboek en ga rustig lezen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Blok 5 Grammatica

- Pak je laptop
- Zorg dat je potlood/pen hebt
- pak je leesboek en ga rustig lezen

Slide 1 - Diapositive

Blok 5 Grammatica

5.4   Opdrachten
          persoonsvorm (pv)
          werkwoordelijke gezegde (wwg)

Slide 2 - Diapositive

De Persoonsvorm (pv)
  • Een werkwoord kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld   de persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de   tegenwoordige tijd (tt)  en in de verleden tijd (vt)  kunt schrijven.
  • Er zit altijd een persoonsvorm in de zin. Soms staat in een zin maar één werkwoord, dan is dat werkwoord de persoonsvorm.
  • Tijdproef of vraagproef.
      


Slide 3 - Diapositive

Tijdproef of vraagproef om de persoonsvorm (pv) te vinden.
  • Tijdproef
     
    Staat een zin in de tegenwoordige tijd, zet hem dan in de verleden tijd.   Het werkwoord dat zich aanpast, is de persoonsvorm.
     Staat een zin in de verleden tijd, zet hem dan in de tegenwoordige tijd.   Het werkwoord dat zich dit keer aanpast, is de persoonsvorm.
  • Vraagproef
     Maak van de zin een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan in de zin   staat is de persoonsvorm.



Slide 4 - Diapositive

Zoek van de volgende zinnen de persoonsvorm.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Jeffrey maakte de opdrachten wel erg snel.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Johan tekent altijd auto's op zijn toetsblad.


Slide 8 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Maurits en Mathijs willen vandaag samen uit hetzelfde boek lezen.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Soms wordt de juf gek van al het lawaai dat ze maken.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Op mijn laatste rapport had ik best goede cijfers gehaald

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Hij kende alle woorden van de woordenlijst.


Slide 12 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Heb jij die brief nu al gemaild?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Ik dacht dat je dat zou doen.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Jay rende zo snel mogelijk naar de brievenbus.

Slide 15 - Question ouverte

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde (WWG)?

  1. Je zoekt altijd eerst naar de PV.

  2. Daarna kijk je of er andere werkwoorden in de zin staan.

  3. Het PV + de andere werkwoorden = het werkwoordelijk gezegde


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Bas heeft de brief zonder hoofdletters geschreven.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

De fiets van Bobby is onderweg naar school kapot gegaan.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Bij de fietsenmaker wordt die nu gerepareerd.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Hopelijk kost dat niet veel!

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Vandaag rijdt hij met de auto naar school.

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Zijn vader heeft een chauffeur gehuurd.

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Het liefst zou hij zelf willen rijden.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Ezra gaat het aan hem vragen.

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Maar zijn rijbewijs is verlopen.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de zin:

Wil hij liever voetballer worden?

Slide 27 - Question ouverte

Einde van de opdrachten.

Slide 28 - Diapositive