Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Grammatica
Wat weet je al?
- pv
- onderwerp
- werkwoordelijk gezegde
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
Slide 1 - Diapositive
Mijn auto heb ik gisteren aan mijn buurman verkocht. Wat is het: ond, lv en mv?
Slide 2 - Question ouverte
Naamwoordelijk gezegde
Wat ga je leren?
- wat is het naamwoordelijk gezegde?
- hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
Slide 3 - Diapositive
Twee soorten zinnen:
1. Het onderwerp doet iets;
2. Het onderwerp is iets/wordt beschreven
Slide 4 - Diapositive
Ik ben naar de stad gelopen.
A
Het onderwerp doet iets
B
Het onderwerp wordt beschreven
Slide 5 - Quiz
Ik ben heel dom geweest.
A
Het onderwerp doet iets
B
Het onderwerp wordt beschreven
Slide 6 - Quiz
Twee soorten zinnen:
1. Zinnen waarin het onderwerp iets doet; (werkwoordelijk gezegde en eventueel lijdend voorwerp)
2. Zinnen waarin het onderwerp wordt beschreven (naamwoordelijk gezegde)
Slide 7 - Diapositive
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
Een naamwoordelijk gezegde geeft een kenmerk of eigenschap van het onderwerp. Het bestaat uit een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord en alle werkwoorden in de zin.
Slide 8 - Diapositive
Waaruit bestaat een NG?
1. Een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord (mooi, leraar, oud)
2. Alle werkwoorden in de zin
Slide 9 - Diapositive
Maak de zin af met een NG: Mijn buurman......
Slide 10 - Question ouverte
Plaats een passend werkwoord Dat meisje.........een slimme meid.
Slide 11 - Question ouverte
Hoe maak je een NG?
1. Onderwerp +
2. Koppelwerkwoord +
3. Zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord
Slide 12 - Diapositive
Koppelwerkwoorden:
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen
Heten
Slide 13 - Diapositive
Maak de zin af: De krant.......
Slide 14 - Question ouverte
Hoe vind je een NG?
1. Doet het onderwerp iets of wordt het onderwerp beschreven?
2. Zoek het koppelwerkwoord
3. Wie/wat + pv /werkwoorden+ ond.?
Slide 15 - Diapositive
Mijn vader is vorige week 52 jaar geworden.
Slide 16 - Question ouverte
Mijn moeder is vorige maand jarig geweest.
Slide 17 - Question ouverte
Mijn moeder gaf mijn moeder een platenspeler cadeau.