Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Par. 2 Het gaat om winst
Slide 1 - Diapositive
Productiefactoren (Vorige les)
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Frikandel
Slide 2 - Diapositive
Regels
Doe serieus mee!
Overleg alleen met buurman buurvrouw
Zorg dat je je eigen naam ingeeft
Slide 3 - Diapositive
Wat is winst?
A
De prijs die klanten je betalen
B
de kosten die je hebt
C
De opbrengst min de kosten
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Bedrijfskosten
Bedrijfskosten zijn kosten die de onderneming maakt en die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.
=> Noem voorbeelden van bedrijfskosten.....
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Wat is de brutowinstopslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.
Slide 9 - Quiz
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag. Bereken het bedrag van de brutowinstopslag
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
De inkoopprijs voor een jurk is 20 euro. De brutowinstmarge is 40%. Bereken de consumentenprijs van de jurk.
Schrijf alle berekeningen op. Let op 21% BTW
A
€ 33,88
B
€ 32,20
C
€ 30,28
D
€ 28,-
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Vidéo
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Wat is afzet?
A
het totaalbedrag van de verkopen van een onderneming
B
het aantal verkochte eenheden in een periode
Slide 19 - Quiz
Hoe bereken je de Omzet?
Omzet=...
A
Afzet x Verkoopprijs
B
Verkoopprijs x Inkoopprijs
C
Afzet x Winst
D
Winst x Verkoopprijs
Slide 20 - Quiz
Fietswinkel Spakenburg heeft een brutowinst van € 468.000 per jaar. De bedrijfskosten zijn € 350.000 per jaar. Wat is zijn nettoresultaat?
A
€ 118.000 nettoverlies
B
€ 118.000 nettowinst
C
€ 108.000 nettoverlies
D
€ 108.000 nettowinst
Slide 21 - Quiz
Brutowinst - ….. = nettoresultaat
A
Omzet
B
Inkoopwaarde
C
Bedrijfskosten
D
Nettowinst
Slide 22 - Quiz
Ida en Wytze hebben een camping. Deze zomer haalden ze een brutowinst van € 59.780. De bedrijfskosten waren € 59.912. Wat is het nettoresultaat? Kies het juiste antwoord.